HEEMSCHUT
95
wijs zal de liefde voor de natuur moeten worden wakker geroepen, die immers bij uitstek
natuurlijk is en dus in allen sluimert en nu eindelijk eens ontwaken moet. De natuur
beschermers, wier aantal gelukkig jaarlijks groeit, zijn niet alleen verdedigers van Nederland's
schoonheid, zij willen ook haar herauten zijnals het aan hen ligt, willen ze het zoover
brengen, dat ieder behoorlijk Nederlander uit eerbied en liefde voor land en landschap
natuurbescherming vanzelfsprekend vindt en, voorzoover zijn invloed reikt, eraan medewerkt.
Maar zoover zijn we nog lang niet! Al te velen staan tot nadeel van henzelf nog veel te
ver van de natuur. Laten we hen aansporen in de natuur te gaan, wetende, dat de natuur
dan ook in hen treedt met al haar zegeningen. Dan zullen zij ervaren, hoe rijk de natuur
hen beloont, die haar zoeken, hoe zij een weldadig ontspanningsoord voor ons lichaam eri
een heilzame verfrissching van dén geest is, hoe haar aantrekkingskracht werkt op jong en
oud, op allen, die nog genoeg in zich. behielden van den oorspronkelijken mensch om nog
verrast en bewonderend te kunnen opzien bij zooveel schoons om hen heen. Zij zullen
ervaren, dat het goede en schoone wellicht nergens ons zoo voelbaar nabij is als in de
natuur; nergens beter dan daar leeren zij het eeuwige in het eindige te zien, de dingen van
den dag op hun juiste waarde te stellen. En die aanraking met de natuur zal hen zich
vroeger of later doen voegen bij degenen, die natuurbescherming vanzelfsprekend vinden en
misschien zelfs hen maken tot actieve natuurbeschermers.
Zij behoeven zich daarbij niet alleen te gevoelen. Want de natuurbescherming en ik
gebruik dit woord nu maar als een verzamelnaam van veel vereenigingen en velerlei
activiteit is een macht geworden van beteekenis. Niet langer meer wordt, het lijdelijk
aangezien, wanneer natuurschoon noodeloos wordt vernietigd; dergelijke schending wordt in
steeds breeder kring gevoeld en geduid als een, zij het misschien onbewust,, verraad aan hét
eigen landde ontwijders van den vaderlandschen bodem worden met den vinger aangewezen,
hun daden worden opgemerkt en er wordt tegen gevochten soms jaren lang en vaak met
succes. Onder hen, die in overheid zijn gesteld, zijn er nog steeds te velen, die de beteekenis
van de natuur voor een volk onvoldoende begrijpen. Wat kan, om een voorbeeld te noemen,
het gemeentelijk uitbreidingsplan een sterk wapen zijn in den strijd om. het behoud van het
natuurschoon en hoe weinig doeltreffend wordt het vaak gebruikt! Toch is ook hier een
kentering ten goede; en gelukkig, want als ieder Nederlander natuurbeschermer wezen moet,
dan de overheid op de eerste plaats; ook op dit terrein is zij tot een taak geroepen.
Nog is Nederland mooi! Maar ieder jaar wordt het minder mooidat leert de bittere ervaring.
En het is hoog tijd, dat algemeen wordt ingezien, dat verdere afbrokkeling van Neerland's
schoonheid, verdere vernieling van den Nederlandschen tuin moet worden voorkomen. We
zijn niet van plan ons te moeten schamen voor latere geslachten; wij gelooven te vast in
de toekomst van ons Vaderland en juist daarom willen we het houden en, waar het moet,
weer maken tot een land van gave, eenvoudige schoonheid. Iedereen, die oprecht voelt voor
de natuur, die zich openstelt voor haar werking en haar bewondert, niet omdat anderen
haar prijzen, maar omdat hij zelf haar mooi vindt, is een medestander in onzen strijd; vanzelf
zal hij zich in gesprek, of, als het moet, in het openbaar te weer stellen, wanneer de
schoonheid der natuur onnoodig wordt belaagd.
Zoo is iedereen welkom in den strijd om de schoonheid van Nederland. Ieder toch kan in
eigen kring zijn invloed uitoefenen op de publieke opinie; en den moreelen steun van de
publieke opinie kunnen de natuurbeschermers niet ontberen. Tua res agitur! Volk van
Nederland, de strijd om het natuurschoon in ons Vaderland gaat ons allen aan.
Lisse, December 1935. S. VAN WIJNBERGEN.