HEEMSCHUT 103 Dit is wel heel bescheiden omschreven. Men zou ook kunnen zeggen, 't is een natuur monument zonder weerga, een aardsch paradijs. Nu was het een eigenaardige taak een uitbreidingsplante moeten ontwerpen op zulk een gebied. Want niet alleen de bezittingen van Natuurmonumenten zijn fraai, ook de Gemeente bezit op bescheiden schaal schoone gebieden en de ontgonnen akkers zijn van groote bekoring. Alle hebben zij dit gemeen, de ruimte. Holland is peuterig klein, Brabant is ruim, ieder in de eigen schoonheid. Een bouwverbod langs een weg schijnt niet mogelijk te zijn. Wel beperkende bepalingen. Zoo werden langs de wegen der Brabantsche natuur vastgelegd een voortuin, een voorgevel rooilijn, een achtergevelrooilijn en dan nog een bepaling erbij vervat onder de omschrijving „ruim verspreide bebouwing", waaronder wordt verstaan een bouwwerk met hoogstens één woning, een gevelbreedte van minstens 12 M., een afstand tot buurman's erf van minstens 30 M., dus een bouwterrein van minstens 72 M. aan den weg en dat doet de deur dicht een terreinoppervlak van minstens 2 Hectare. Dat wil derhalve zeggen dat daar langs de wegen alleen kunnen komen een boerderij of een enkel zeer duur huis, dus een wijze van bebouwing zooals men dat oudtijds vanzelf deed, toen de uitbreidingsplannen nog niet waren uitgevonden. Deze bepaling voor de buitenwegen maakt dus dat daar geen huizen zullen komen, doch dat de eigenaren van uitgestrekte terreinen toch iets kunnen maken wat noodig is, een boerderijtje, een landbouwschuur, een boschwachterswoning. Langs dezen weg is getracht niet alleen de bebouwing van Oisterwijk te ordenen, doch de schoonheid te dienen. Voor de kom het bruikbaar maken met behoud van het aloud Brabantsch cachet, voor de tusschenzöne de afronding en vervloeiing van de bouwerij naar het open veld en voor de landouwen het maken van bruikbare wegen en de verhindering van lintbebouwing, het behoud van het ruime Brabantsche landschap. Voor meer vakkundige beschouwing volgen hier nog enkele gegevens. In de kom is „gesloten bebouwing" grootendeels toegestaan. Dan volgt voor de onmiddellijke aansluiting „half open bebouwing", 2 woningen onder één dak, opzij 2.50 M. tot de erfscheiding open, dus een gat van 5 M. bij een huis van 2 keer 5 is 10 M. Dan volgt ook nog vlak bij de kom „open bebouwing", ook nog 2 huizen onder één dak met opzij 4 M. open en huizen van 6 M. ieder minstens breed. Verder is nergens toegestaan meer dan een woning onder een dak te bouwen. Als overgang zijn vastgesteld „ruim open bebouwing", zijnde een gat van 2 keer 6 is 12 M. bij een huisbreedte van minstens 8 M. en „zeer ruim open bebouwing" van een gat van 2 keer 10 is 20 M. bij een huisbreedte van minstens 9 M. Dit kunnen dus alleen kostbare huizen zijn, waar weinig vraag naar is. Voor den buitenweg in de naaste omgeving, niet meer dan enkele honderden Meters van de kom is vastgelegd „verspreide bebouwing", dat is een gat van 2 keer 20 is 40 M. bij een minimum gevelbreedte van 10 .M., dus een bouwterreinbreedte van 50 M. Dit is zoo royaal dat een zoodanige bebouwing niet is te verwachten, behalve voor een boerderij. Voor den verren buitenweg, den weg door het landschap, zijn deze maten nog wat aangedikt als tevoren vermeld: een gat van 60 M. bij een minimum gevelbreedte van 12 M., met erbij de bepaling van minstens 2 H.A. per bouwterrein. Zoo werd bij Raadsbesluit van 1 Februari 1933 dit uitbreidingsplan goedgekeurd en in October 1933 door de Provincie bekrachtigd. Het is nu eenige jaren in gebruik, zoodat nu het geheel beter overzichtelijk geworden is. Bij de vaststelling van het uitbreidingsplan werd tevens een schadevergoedingsregeling vastgesteld die hier niet geheel vermeld kan worden, doch die hierop neer komt, dat elk geval afzonderlijk bekeken wordt. De toepassing is tot nu mild verloopen, als tevoren reeds is vermeld. Amsterdam, November 1935. A. A. KOK, architect. 6) John BerGMANS, Schoon Oisterwijk, 1926. 7) Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten, Jaarverslagen, bundels 19181922 en 19231928.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1935 | | pagina 14