HEEMSCHUT
59
beslag zal hebben genomen. Immers, wat nog niet is aangesneden, staat voor een groot
deel als bouwterrein te koop. Het behoeft weinig betoog, dat aan de charme van de nog
in deze streek aanwezige fraaie buitenplaatsen door de verprutsing der naburige en tusschen-
gelegen terreinen geweldig afbreuk wordt gedaan en dat daardoor verdere verkaveling en
verprutsing in de hand wordt gewerkt.
Als tweede voorbeeld noemde ik U de streek tusschen de Woeste Hoeve en Apeldoorn,
de omgeving van Beekbergen dus. Ook hier is het heel erg. Men vindt er langs den weg
in een gebied, dat vóór weinige jaren nog als een huilende wildernis zou zijn gemeden,
blokken „middenstandshuizen", die U den indruk zouden geven, dat we hier zijn in de
periferie van een stad. En achter deze, met den dag toenemende, lintbebouwing rijzen
weer de landhuisjes uit bosch en hei op zooals in de omgeving van Bennekom. Wanneer
geen maatregelen inzake de bebouwing worden genomen of niet spoedig eenige groote
complexen door aankoop worden gered, zal het niet vele jaren duren, of werkelijke natuur-
ruimte zal in deze streek niet meer zijn overgebleven.
Er is reden te vreezen, dat dit kwaad van ongeregelde, verspreide bebouwing vaak langs
niet verharde landwegen, of heelemaal niet langs wegen, zonder eenige verplichting tot het
betalen in de kosten van die voorzieningen, welke bij geregelde uitbreidingen van bebouwde
kommen als noodzakelijke vereischten worden gesteld, doch die bij deze wijze van bebouwing
veelal niet of gebrekkig aanwezig zijn, zich nog zal uitbreiden. Zooals één van de aan
trekkelijkheden van lintbebouwing langs verkeerswegen het feit is, dat men geen straatkosten
heeft te betalen, zoo vinden velen het erg gemakkelijk, dat men van alle lasten, welke een
serieuze stads- of dorpsuitbreiding meebrengt, ontslagen is. Nu durf ik zeggen, dat normale
bonafide grondexploitatie op eenigszins uitgebreide schaal op terreinen, behoorende tot
groote landgoederen, in bosschen en op de hei, bij de tegenwoordige conjunctuur weinig
perspectieven biedt. Onder normale bonafide exploitatie versta ik dan een zoodanige, waarbij
met gewone eischen, die in het belang van volkshuisvesting en stedebouw, mutatis mutandis,
steeds dienen te worden gesteld, is rekening gehouden. Waarbij, om een en ander te noemen,
slechts huizen mogen worden gebouwd op vastgestelden afstand van den weg en van elkaar
langs daarvoor aangelegde of aan te leggen wegen, die, na op kosten van den bouwexploi-
tant, ter breedte, van een samenstelling en met een wegdek, enz. als bij verordening voor
geschreven, te zijn aangelegd, kosteloos aan de gemeente worden overgedragen, tegelijk met
de storting van een som voor toekomstig onderhoud, terwijl ook de kosten van rioleering,
straatverlichting en andere voorzieningen (gas, water, electriciteit) zooveel mogelijk ten laste
van den bouwexploitant worden gebracht.
Ik zou niet gaarne willen beweren, dat tegen deze m.i. gezonde eischen ook bij eigenlijke
uitbreiding van stad en dorp nooit zou zijn en worden gezondigd. Ik weet wel beter. In
sommige gevallen heeft de Overheid of de gemeenschap uit zucht om „uitbreiding" te bevor
deren, een onevenredig groot deel van deze kosten voor hare rekening genomen. In de
meeste gevallen laten wegaanleg en onderhoud en de meeste der genoemde voorzieningen
veel te wenschen over. Het gevolg is al spoedig tallooze klachten van de nieuwe bewoners,
die tot de ontdekking komen, dat ze eigenlijk van hun stedelijk oogpunt bekeken in
een negorij zijn terecht gekomen. En het eind van het lied is dan, dat de gemeenschap voor
de kosten opdraait (terwijl in vele gevallen, b.v. bij de rioleering), geen afdoende oplossing
meer mogelijk is.
De werkelijke kostprijs van werkelijk bouwrijpe grond is dan wel zeer gecamoufleerd; voor
den ruwen grond is, ook bij lagen prijs, nog een veel te hoog bedrag betaalden tracht de