HEEMSCHUT
53
zich in hoofdzaak tot Brabantsche Gemeenten, waar nog geen Provinciale Schoonheids
commissie is en enkele Gemeenten die, ondanks dat er wel een Provinciale Schoonheids
commissie is, toch bij Heemschut bleven, o.a. Ommen,'Abcoude, Noordwijkerhout.
Het belangrijkste werkstuk van den Bond Heemschut was de Heemschuttentoonstelling die in 't
voorjaar 1934 gehouden werd in het Koloniaal Museum. Ruim 18000 personen schoolkinderen
medegeteld bezochten de tentoonstelling. In velerlei opzicht is de Heemschuttentoonstelling
dienstig geweest om in ruimen kring te verspreiden de gedachte dat het behoud der schoon
heid, van Nederlandsche monumenten der natuur en der menschheid een nationale plicht is.
Heemschut deed in Mei 1935 mede met een stand aan de tentoonstelling Mooi Nederland,
die de Alg. Ned. Ver. voor Vreemdelingenverkeer hield in de Apollohal te Amsterdam.
De werkzaamheden van den Bond Heemschut waren in het afgeloopen jaar zoo omvangrijk
dat zij het best in groepen te vermelden zijn
Oude gevels hebben steeds de belangstelling. Reeds vele zijn in den loop der jaren gered.
Te Edam dreigde de gevel Voorhaven 231 verloren te gaan, een fraaie trapgevel van 1621.
Deze is wel afgebroken, doch weder opgebouwd en daardoor behouden gebleven.
Tegelijkertijd deed te Edam de Vereeniging „Hendrick de Keyser" het Gothische Houten
huisje aan den Achterhaven No. 116 herstellen. Deze vereeniging verwierf verder het fraaie
huis te Middelburg aan den Langen Delft, genaamd „de Gouden Zon", een fraaien
Vlaamsch Renaissance-gevel. De nog jonge Stichting ,,Oud-Drenthe" wist te redden het
Schuitenhuis te Diever; Heemschut gaf een kleine bijdrage. Voor de instandhouding van
het Spinozahuis te 's Gravenhage kon eveneens een kleine bijdrage beschikbaar gesteld
worden. Te Lobith kon door bezoek ter plaatse de oude Schipper spoort en een belendend
schilderachtig huis behouden blijven. De Monumentenverordening van Amsterdam trok zeer
de aandacht. Deze zaak is feitelijk nog in een begin, omdat de Monumentenlijst nog lang
niet gereed is. Er kwam verzet van enkelen, hetgeen te verwachten was. Te Dordrecht was
iets dergelijks aan de orde. Zelfs Weststellingwerf verkreeg een Monumenten verordening.
Alles bijeen groeit de belangstelling inzake het behoud van oude gevels en stadsgezichten.
Molens kwamen veelvuldig aan de orde. Te Leiden leed de molen de Valk eenige schade
doordat de weg te dicht langs de molenterp ging; daar ging de prachtige molen de Stier
verloren, iets wat in een minder gunstigen tijd zeker niet gebeurd zou zijn. Tal van molens
genoemd naar dorpen of wegen die onbekend klinken, doch welke molens het landschap sieren
gingen teloor. Verschillende werden behouden, vooral door de Vereeniging ,,De Hollandsche
Molen" die de eigenaren onder 't oog brengt op welke wijze de molens zijn te verbeteren.
Voor enkele van dergelijke gevallen gaf Heemschut een bijdrage. Vooral watermolens loopen
een slechte kans. In Friesland gaan vrijwel alle molens geleidelijk weg door aansluiting op
het Provinciaal Electriciteitsnet, nadat eerst het ruime, boomlooze landschap met palen en
draden ontsierd is. Hoeveel jaren zal het duren voor al dat leelijks weer opgeruimd is.
Daartegenover staat dat hier en daar molens weer opgebouwd worden of opnieuw in
bedrijf komen, zoodat de Nederlandsche molen allerminst verloren is.
Huisjesbouwerij bederft veel van het Nederlandsche landschap. De dorpsaannemer die geen
werk heeft zet langs den Rijksweg nog een paar huisjes neer, alhoewel er geen behoefte
aan is. Dit soort bouwerij is alom. Steeds maar verder weg van de bebouwde kom der
dorpen. Er is wel velerlei verzet tegen deze lintbebouwing en verspreide bebouwing, doch
inmiddels neemt het kwaad toe en wat er staat is niet meer weg te werken. Te Schoorl
wilde men op een prachtige plek, het Hargergat, huisjes bouwen; dit kon met krachtige
medewerking van het Gemeentebestuur verijdeld worden. Overal komen huisjes, tot zelfs op
de schoone hooge duinen van Walcheren bij Zoutelande.