HEEMSCHUT
51
Onderwijs, de gezanten der onderscheidene landen, welke door eene inzending aan de tentoon
stelling een internationaal karakter gegeven hebben, en van vele andere autoriteiten, hebben
de tentoonstelling een cachet verleend dat ongetwijfeld belangrijk tot het succes heeft bijgedragen.
Tegelijk met de tentoonstelling in het Koloniaal Instituut heeft het Genootschap Arti et
Amicitiae een keurige collectie schilderijen en teekeningen bijeengebracht en in zijn gebouw
tentoongesteld. In een geestige rede bij de opening wees,Prof. HUIB LUNS, de voorzitter
van het Genootschap, erop, hoe sinds eeuwen vele schilders en teekenaars in hun werk de
schoonheid van het landschap en van de stad hebben verheerlijkt, hoe zij het gevoel voor
schoonheid bij het volk hebben aangekweekt en aldus de voorloopers zijn geworden van
een beweging welke eerst in onzen tijd vasten vorm heeft aangenomen. Het was dus zeker
een goede gedachte ook op dezen kant van het Heemschutwerk de aandacht te vestigen.
Niettegenstaande de gunstige financieele schikking welke wij met den Raad van Beheer van
het Koloniaal Instituut mochten treffen, heeft onze Bond toch een voor zijn middelen belangrijk
geldelijk offer moeten brengen. Ons Bestuur meent echter dat dit offer niet te groot is in
verhouding tot de propaganda welke voor de Heemschutgedachte gemaakt is. Aan allen die
tot het slagen van de beide tentoonstellingen hebben medegewerkt, niet het minst de Neder-
landsche Pers, zij nogmaals onze erkentelijkheid betuigd.
Uit het Jaarverslag dat de Secretaris zoo aanstonds aan Uwe Vergadering zal uitbrengen,
zal U blijken, dat de Bond Heemschut, hoewel hij reeds bijna een kwart eeuw bestaat, nog
altijd, en zelfs in toenemende mate, reden van bestaan heeft. Want met de verkeerseischen
en de geforceerde werkverschaffing, om slechts twee belagers te noemen, nemen de aanslagen
op Holland's schoonheid voortdurend toe; grachten wil men dempen, vestingwallen wil men
slechten, de weinige schilderachtige beken wil men normaliseeren, holle wegen moeten afge
graven, oude boomen vaak noodeloos geveld worden. Maar gelukkig neemt ook het aantal
onzer medestrijders van jaar tot jaar toe. De Stichting „Curtevenne", voor het behoud van
het natuurschoon te Kortenhoef, en de Stichting „Oud-Drenthe" voegden zich aan onze
zijde. Naast de in bijna alle Provinciën werkende Schoonheidscommissiën werden steeds meer
dergelijke plaatselijke commissiën in het leven geroepen. Met verordeningen wordt, helaas
onvoldoende, de ontsierende reclame bestreden. En met het aantal der bestrijders van de
vernieling en beschermers van de schoonheid groeit ook allerwege de belangstelling van het
publiek, dat als stille medewerker van onzen Bond is te beschouwen. Dankbaar dienen wij
intusschen te erkennen dat, al waren onze bemoeiingen soms tevergeefs, menige poging tot
behoud, alleen of gezamenlijk met de zustervereenigingen, veelal gesteund door de overheid,
mocht slagen.
Ik zou mede aan de verplichting tot erkentelijkheid tekort doen indien ik van deze plaats
niet een woord van dank richtte tot de Commissie „De Weg in het Landschap", nauw aan
onzen Bond verwant, die onder leiding van haren voorzitter, Mr. F. J. VAN LaNSCHOT en
deze weder terzijde gestaan door de secretarissen CLEIJNDERT en VAN RlJCKEVORSEL, in
het afgeloopen jaar voortreffelijken arbeid heeft verricht.
Van anderen aard, maar niet minder nuttig, is het voorbereidende werk dat de „Commissie
voor de Bevordering van de Heemschutgedachte onder de Jeugd" met haren secretaris
Dr. G. BROUWER deed om in het opgroeiende geslacht de liefde voor de natuur en voor
wat kunstzin schiep, op te kweeken.
Alvorens te eindigen stel ik er prijs op namens het Bestuur onze teleurstelling uit te spreken
dat de Heer Prof. Dr. H. BRUGMANS wegens veelvuldige bezigheden voor het Bestuurs
lidmaatschap heeft bedankt. Dit besluit eerbiedigende, past een woord van hartelijken dank
voor het vele dat Prof. BRUGMANS gedurende een lange reeks van jaren voor den Bond
heeft gedaan. In de eerste jaren van zijn bestaan heeft hij als voorzitter den Bond de
richting aangegeven waarin deze ook thans nog werkt en daarna heeft hij in woord en
geschrift het veelzijdige werk van Heemschut krachtig gesteund.
In vast vertrouwen dat de Bond Heemschut met goed gevolg werkzaam zal mogen zijn tot
behoud van de onvolprezen schoonheid van ons dierbaar Nederland, open ik deze vergadering.
V. S.