HEEMSCHUT
47
Heino, waar een oude poort met zwaar ijzeren hek, ons de richting aanwijst, naar het uit
1644 dateerend landhuis „den Aalshorst", dat door een lange oprijlaan wordt bereikt.
Dit huis met zijn twee „bouwhuizen" ter weerszijde van het voorplein is door een gracht
omgeven. Het huis binnentredend, komt men in een hal van bescheiden afmetingen, voor
zien van een eiken trap met mooie leuning. De vier eiken deuren in deze hal zijn van fraai
Lodewijk XIV beeldhouwwerk voorzien, terwijl de eiken zoldering wordt gedragen door
eveneens eiken balken, gesteund door gesneden balksleutels. Het gebouw bevat ó.a. drie
renaissance, in eikenhout betimmerde kamers en een vertrek voorzien van een op linnen
geschilderd behang, legendarische tafereelen voorstellende. In den door een gracht omgeven
boomgaard; bloem- en moestuinen bevindt zich een schilderachtig gebouwtje, opgetrokken
van materialen en fragmenten uit de 17e eeuw.
In de omgeving troffen we twee boerderijen aan. De schilderachtige uitstalling van~de karn
en de melkvaten - aan den muur van een der huizen wijst er op, dat ook hier de traditie van
het karnen door de boerin zelf, in eere wordt gehouden.
Noode namen wij, na op het landgoed nog eenige kiekjes te hebben genomen, afscheid van
onzen vriendelijken gastheer, die ons nog veel meer over het landgoed en zijn natuurschoon
wilde vertellen, waaraan blijkbaar buitengewone waarde werd gehecht, maar treinen wachten
nu eenmaal niet. Het zou dood-jammer zijn, wanneer door eventueel onveranderd, opnieuw
indienen en aannemen van het z.g. „Wetje Oud" op de N. V„ de fiscus genoodzaakt zou
zijn, het werk waaraan zelfs met opoffering van de financieele belangen der aandeelhouders,
gedurende 25 jaar is gearbeid, te moeten vernietigen. Alsdan zou men verplicht zijn eene
andere wijze van beheer van het landgoed toe te passen, waarbij van respect voor het
natuurschoon zelfs geen sprake meer zou kunnen zijn, en de onmogelijkheid doen ontstaan
om voort te werken aan het ongeschonden in stand houden van een landgoed, dat eenmaal
voltooid zijnde, in Nederland zeer waarschijnlijk zijn weerga niet zou vinden.
Aerdenhout, Juni 1935. A. C, A. V. DEDEM,
BOEKEN EN PERIODIEKEN
Op de leestafel van Heemschut neemt litteratuur over de Provincie Drenthe op dit aogenblik
pen belangrijke plaats in. Daar is vooreerst de Nieuwe Drentsche Volksalmanak van *1935
en dan ligt er het zeer lezenswaardig boekje van Mr. J. LINTHORST HOMAN, burgemeester
van Vledder, dat den suggestieven titel draagt: „Het Stiefkind Drenthe" met den ondertitel
„werd en wordt Drenthe miskend?" Het boekje is een overdruk van de lezing welke de
schrijver gehouden heeft in de jaarvergadering van 1934 voor de leden der Provinciale
Drentsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, waarvan hij de actieve voorzitter is.
Beginnen we met laatstgenoemd schriftuur. Wat in den ondertitel wordt gevraagd, wordt in
het boekje betoogd: Drenthe is nog weinig bekend, luttel gekend, daardoor miskend. Waaraan
ligt dat? En het antwoord luidt: dat ligt zoowel aan de algemeene achterstelling van het
platteland bij de steden, als ook aan de natuurlijke belemmeringen welke Drenthe steeds
ondervond. De schrijver meent dat het particulier initiatief daarin belangrijke verbeteringen
zal kunnen en moeten brengen. Zijne beschouwingen over Drenthe's innerlijk en uiterlijk
leven willen daartoe een opwekking zijn. Om te doen begrijpen waarom Drenthe door de
eeuwen heen achterstond bij onze andere Provinciën, wordt ons dit verklaard aan de hand
van de geschiedenis van den tijd van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, .van den
Franschen Tijd en van dien na 1814 met de economische toestanden daarvan, waarbij tevens
de trek van het platteland naar de steden elders aan een beschouwing wordt onderworpen.
Het is te hopen dat velen, wier kennis van Drenthe zich bepaalt tot wat zij er op school van
geleerd hebben (en dat was gewoonlijk niet veel) dit boekje ter hand nemen'en goed lezen. Een
anderen kijk op deze in elke richting groeiende provincie zullen zij krijgen en een verlangen
tevens om met het eigenaardige en schoone land en den mensch kennis te maken. v. S.