HEEMSCHUT 31 staan nog maai' aan het begin van alles, wat ge weten kan worden van planten en dierenleven. Hoe mooi is het, onze kunst direct al te kunnen sieren meteen, door juiste plantenkeuze getoond begrip. Hoe dikwijls is het immers al gebleken, dat juist schoonheid en doelmatigheid, de hoog ste kunst en de meest praktische zakelijkheid samengaan. In geen en kele andere kunst is het mogelijk gebleken, het praktische te verwaar- loozen en het alleen om ornament aangebrachte verdwijnt steeds meer. De natuur geeft wel het voorbeeld en de geheel op het voldoen aan praktische eischen toegespitste ingenieur staat veel dichter bij de natuur, dan de „landschafts- gartner", die pretendeert, natuur te maken door meerdere of mindere bochtigheid der paden. Natuur is voor alles logisch en eerlijk en waar en praktisch en zakelijk. Zelfs in den grootsten overvloed en schijnbare verkwisting zakelijk! Het wil nu niet zeggen, dat ik een beplantingswijze als bovenbedoeld, toe zou willen passen, als uiteindelijk doel van de kunst. Wil een kunst beeldend zijn, dan moet zij iets beelden. Maar zelfs bij den besten landschap-schilder is het afgebeelde slechts middel. Meest ligt het doel op hooger, geestelijk gebied. De bij duizenden vervaardigde copietjes van de natuur, „gewetensgetrouw" nagepenseeld, in de meest nabijkomende vormen en kleuren, vereischen alleen technisch kunnen. De talentuiting baseert zich op het beelden van niet zoo goed in woorden teuiten geestessprake. Het landschap wordt aangegrepen a^ls middel. De stemming ervan past zich aan, bij het te uiten levensbeeld. Kunst is beeldend, niet omdat zij nabeeldt, wat het voorbeeld, het natuurlandschapje opgeeft, maar omdat zij uitbeeldt, wat in den geest leeft. Men beschouwe in onze musea, hoe weinig de erkende groote meesters nabeeldend zijn, hoe sterk uitbeeldend. Zoo kunnen' wij dus een kostbaren schat aan uitingsmogelijkheden verwerven, niet door de natuur tot voorbeeld te nemen en haar dus na te beelden, maar door uit te beelden, wat innerlijk in een kunstenaar leeft. Wij kunnen zoo van onze kunst inplaats van een nabeeldende kunst een echte beeldende kunst maken. Dan is het van meer belang, wat de reden is, waarom zoo'n plant zoo groeit, dan te weten, uit welk land de plant stamt. Ik zou een plant, die in het geheele type past bij een groep van gelijken levenseisch, niet weren van den bodem, alleen omdat zij gevonden wordt in volkomen gelijke levensomstandigheden in een ander werelddeel. Zelfs als ik mij geheel stel op standpunt van natuur, redeneer ikwaarom zal ik niet bijvoegen, wat misschien, bijv. door den ijstijd, hier verloren ging. Waarom zal ik niet bijvoegen, wat geheel hier hoort en kan groeien, maar wellicht nog. niet groeit, omdat de plant hier nog langs TUINAANLEG NAAR NATUURMOTIEVEN. ONTW. H. V. O.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1935 | | pagina 8