HEEMSCHUT 27 naar het gebouw Industria en naar de Langebrug gekeken, zoo neen, wil dit dan nog doen alvorens ge Uw vonnis uitspreekt. Er zal wellicht geen voorstel worden gedaan het Rokin te dempen, maar er zal een gedeelte worden aangeplempt, meter bij meter zal deze schoonheid worden weggenomen om tenslotte, als het overgeblevene de moeite van het behouden niet meer waard is geheel te worden weggevaagd. Wat eenmaal gedempt is zal nooit meer worden opengelegd. En de winst zal zijn, dat op een doodsch, muffig pleintje een paar honderd auto's kunnen parkeeren, alsof als er werkelijk weer eens bloei in onze stad komt het aantal auto's niet bij duizenden zou toenemen, en men toch, wil men niet al de grachten stuk voor stuk zien verdwijnen, zal moeten overgaan tot het inrichten van stedelijke verdieping-garages. Passen en meten noemt de directeur van Publieke Werken dit kleinsteedsche gescharrel, maar als- de zuinigheid verziende royale maatregelen verbiedt, waarom dan liever niet gewacht tot betere tijden, in plaats van nu met halfheden de 'stad hopeloos te verknoeien, want een oplossing kunnen deze „zuinige" plannen niet brengen, zoomin voor het verkeer tusschen station ?n, buitenstad, als voor het parkeer vraagstuk. Hoe kan de stad opofferingen van haar burgers vragen door monumentenlijsten, als zij zelf voor het behoud van haar elementarische schoonheid niet zorgt! LES VIEUX MOULINS DE FRANCE, LEURS MEUNIERS ET MEUNIÈRES DE JADIS ET D'AÜJOURD'HUI Over het bovenstaande onderwerp hield Dr. PAUL HELOT uit Rouen, stichter en secretaris van de „Société des Amis de vieux Moulins" op den avond van 5 April j.1. een causerie in het Paviljoen Vondelpark te Amsterdam voor de leden van de Vereeniging „De Hollandsche Molen", den Kath. Kunstkring „De Violier" en de All People's Association. De voorzitter van „De Hollandsche Molen" leidde den spreker in, waarna Dr. HELOT begon met te wijzen op het onderscheid tusschen het belang van de molens in Frankrijk en in Nederland. In Frankrijk heeft de molen hoofdzakelijk nog slechts waarde uit aesthetisch en historisch o'ogpunt, in Nederland heeft hij zijn volle bruikbaarheid nog weten te behouden, vooral na toepassing van verschillende verbeteringen, als stroomlijnwieken. Typeerend voor het verschil tusschen beide landen is, dat Nederland vooral watermolens heeft gebouwd, terwijl Frankrijk voor het meerendeel korenmolens construeerde. Aan de hand van lantaarnplaatjes toonde Dr. HELOT verschillende molentypen, waarvan ook nu nog exemplaren, vooral in Fransch-Vlaanderen, worden aangetroffen. Het oudste type is de z.g. „Moulin a pivot", te vergelijken met onzen houten open standaardmolen. Vóór de kruistochten moeten dergelijke molens reeds in gebruik zijn geweest. Het is voornamelijk in het Noorden van Frankrijk, dat men deze houten constructie toepaste; in het Zuiden wordt een ander type aangetroffen, de z.g. „torenmolen", logge steenen bouwwerken met beweeg baren houten kap. Als derde type noemde spreker molens, dateerend uit lateren tijd, verwant aan het Engelsche en Hollandsche model. Als voorbeeld hiervan vertoonde Dr. HELOT een lantaarnplaatje van een in Noord-Frankrijk staanden molen, die veel overeenkomst vertoont met enkele onzer stadsmolens, zooals te Leiden en te Rotterdam.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1935 | | pagina 4