HEEMSCHUT
103
WjMIm
Dat gaf dus een zwaar dak, bijna even
zwaar als dakpannen. De grootste leien
werden ieder met 3 tot 5 nagels be
vestigd; de kleintjes bovenaan met 2
tot 3 nagels. De leien werden 5 tot
8 cM. over elkaar gedekt. Zij werden
van de windzijde af gedekt. Bij een
kerk die steeds Oost-West is gericht,
is dus de-windzijde, tevens de regenzijde
de kant waar de hoofdingang, de toren is.
Zulk een dekking naar de natuurlijke
regenzijde kwam oudtijds ook bij dak
pannen voor, zoodat men linksche en
rechtsche pannen had. Nu dekt men
maar raak met rechtsche pannen en be
merkt 't wel als 't lekt en past velerlei
kunstmiddelen toe van verbeterde mo
dellen en dergelijke. Zoo ook met de
leien. Een eenvoudige, logische dekking
naar de wetten der natuur wordt van
zelf fraai en goed, levendig en duur
zaam. Aan den voet van het dak kwam
het meeste water en daar waren de leien
het grootst en het dikst. Voor de aan
sluiting hakte men naar den eisch en
het gebruik van het ambacht voetleien,
vorstleien, hoekleien, kantleien en dat
alles bij elkaar gaf het dakvlak een
schoon aanzien.
De vraag rijst hoe men in de Rijnstreek kwam aan den schubvorm der leien. De oudste
leien zullen met de eenvoudigste middelen gemaakt zijn. De structuur van den Duitschen
leisteen is waaiervormig en bij splijten hebben de platen van nature eenigermate den schubvorm.
In de achttiende eeuw ging in Nederland het Rijndak reeds wijzigen. De vroegere leibedekking
die zich zoo goed aanpaste aan de grovere bouwmaterialen en de geheele bouwkunstige uiting
paste niet meer bij de bouwwerken in LODEWIJK-stijl, die zeer nauwkeurig,, soms pietepeuterig
netjes werden afgewerkt. Het onregelmatige Rijndak maakte plaats voor het z.g..schubbendak,
waarbij de leien alle even groot waren; het geheele dakvlak werd daardoor regelmatig en
meer eentonig, de schuine lijnen werden stijler. Linker- of rechterhoekleien, kantleien werden
niet meer toegepast. Juist waar het echte ambachtelijke voorheen tot uiting kwam, werden de
aardige overgangen en aansluitingen vervangen door toepassing van lood. De hoëkkepers die
vroeger van leien gemaakt werden, maakte men ya'n lood, van stroken die bevestigd werden
met kopspijkers of met verdekte spijkers waar de^loodgieter dan een trotseerloodje overheen
aanbrengt. Zulk een trotseerloodje werd versierd met het loodgietersmerk van den maker,
veelal de afbeelding van een dubbelwerkende pomp, leidekkersgereedschap, monogram of ook
wel alleen een naam. Een aantal dergelijke loodgietersmerken, opgeraapt bij herstelling van
oude daken vormt een aardige verzameling. Ertwerden allerlei looden slabben tusschen de
Weeshuis te Buren. Echte oude Rijnsche dekking, in latere
jaren met schubbendak bijgewerkt; ook de goten zullen van
lateren datum zijn.