HEEMSCHUT
105
modellen die dienden om in de dakvlakken
figuren te maken, het leiendak dus te ver-
sieren. De oudste leivormen zijn feitelijk te
'klein en geven door de overtollige af
schuining en afronding geen goede dubbele
dekking. Daarom werden ze ver over elkaar
jt gedekt, wel 10 cM. Veel echte oude Maas-
w daken zijn er echter niet meer. Wel 18e
eeuwsche daken. Het is daarom te ver
onderstellen dat de oudste Maasdaken van
h gewone rechthoekige leien geweest zijn en
de daken die nu oud zijn reeds tot een
vervalperiode behooren, dat ze zijn wat
schubbendak is voor het Rijndak. Dit is
1 temeer te aanvaarden omdat bij de oudste
daken van leipannen rechthoekige platen
van een centimeter dik van gebakken klei
deze leipannen ook gewoon rechthoekig waren. Men vindt bij restauratie van oude kerkgebouwen
in den grond wel eens heele en gebroken leipannen als aandenken aan oudere dakbedekking.
Een dak in rechthoekige dekking en van niet al te zuiver behakte leien zal het oudste Maasdak
geweest zijn. Dat maakt men nu nog wel en noemt het rustiekdak. Van oudsher is bij Maasdak
ook hetzij vopr het geheele dakvlak, hetzij voor versiering in gebruik geweest de over-
hoeksche toepassing waarbij de ruitvorm ontstaat, genaamd ruitdak of losangedak. De handel,
de import van velerlei materialen en namaakmaterialen, allerlei modellen hebben echter het
Maasdak totaal bedorven.
Herstelling van oude leiendaken. Wanneer een leiendak verweerd en vergaan is, moet het
vernieuwd worden. Dit is onvermijdelijk. Dan oordeele men eerst welke soort bedekking erop
behoort, Rijndak of Maasdak,naar de streek waar het bouwwerk staat, waarbij bouwwerken
in de omgeving tot voorbeeld, ook wel als waarschuwing kunnen dienen. Dan houde men
rekening met den ouderdom van het gebouw omdat niet in eiken tijd de werkwijze dezelfde
was. Het is daarvoor niet noodig steeds het aanwezige dak tot voorbeeld te nemen, omdat
dit hoewel oud niet oorspronkelijk kan zijn. De keuze der soort dakbedekking behoort
tevens tot den ouderdom van het gebouw. Dan as hoogst belangrijk de keuze van de soort
leien. Dit omvat de kleur en de deugdelijkheid. De kleur is bedriegelijk want oude lichtgrijze,
zilverachtige leien zijn meestal verkleurdmen behoeft zulk een oude lei slechts los te nemen
en den. onderkant te bezien om een indruk hiervan.te krijgen. Om reeds onmiddellijk een speling
in de kleur te verkrijgen gebruikt men wel eens afkomende en nieuwe leien door elkaar. Dit is
verkeerd omdat de eerste reeds ten deele verweerd zijn en dus eerder versleten zullen zijn en
omdat er dan twee steensoorten door elkaar worden toegepast. De keuze van de soort is een
onderwerp waarmede de wetenschap zich sedert een reeks van jaren bezig houdt langs micros-
copischen en chemischen weg. De beste proef blijft echter de tijd. Een stuk natuursteen dat
op een onbeschermde plek eenige eeuwen goed bleef legde een laboratoriumproef af die niet
te overtreffen is. Daarbij speelt de plek een belangrijke rol. Een ijzeren hek op een Amster-
damsche stoep is na drie eeuwen nog gaaf; hetzelfde hek geplaatst aan den zeeboulevard is
na drie jaar ontoonbaar. Bij de laboratoriumproeven blijken ook niet de eigenaardigheden die
men aan de groevén leeren kan, de meer gladde óf ruwere splijtvlakken en hoe dit komt, het
verschil in splijtingsdiktê, de ligging van de groef. Het- onderzoek naar de' deugdelijkheid
dient zich dus niet alleen uit te strekken tot het laboratoriumvertrek doch ook in' de groeve
en vooral op het dak zelve. Te dunne leien bieden' gevaar voor opwaaien. Wanneer men bij
krachtigen wind op den zolder van een kerk vertoeft is het een gewoon verschijnsel dat men
de leien hoort roffelen. Dit opwaaien veroorzaakt-inatuurlijk dat er leien breken en uitvallen.
Bij Maasdak zet men de leien op zeer aan den'wind blootgestelde gedeelten wel vast met
haken en met nagels, beide liefst van koper. De kóperen'leinagels zijn uit Engeland gekomen.
Oude daken hebben steeds ijzeren nagels.
De tegenwoordige leien zijn veelal keurig besneden met de machine. De oude leien waren