r
Ëfrw
94
HEEMSCHUT
roezigheid doet, naast VAN
HAECHT's schilderstuk, ook
de reisbeschrijving denken
van dokter OTTOSPERLING,
een Deensch geneesheer, die
na een bezoek aan den meester
in 1621 aanteekent„wij
troffen Rubens, dien wij aan
het werk vonden, en terwijl
hij voortschilderde liet hij zich
uit Tacitus voorlezen en dic
teerde een brief. Wij zwegen
uit vrees hem te storen, maar
hij sprak met ons zonder zijn
werk te onderbreken, liet de
lezing voortzetten, ging voort
met den brief te dicteeren en
antwoorddeop onzevragen.."
Met Delen en ROOSES kan
men deze voorstelling gerust
naar het land der fabels ver
wijzen. Belangrijker is de
notitie van den Zweedschen
architect NlCODEMUS TES-
SIN, die in 1687 schrijft
Rubens' Hauss, dannnen
er gewohnt und seine Werke
gemahlt hat, welcher al fresco
auf ettzliche Stellen auss-
wendig wahr geschillert, ha-
ben wir auch gesehen." Dus,
gelijk wij hierboven reeds
schreven, ook schilderwerk,
in den zin van fresco's, was
aan de buitenzijde aange
bracht, gelijk dat ten onzent
bij HUYGENS' Hofwyck het
geval moet zijn geweest.
Hoe spreekt uit gravures en beschrijvingen dat, wat de tijd vroegniet alleen wat bouwkunst
primair heeft te zijn: ruimtevorm en plastische vorm in harmonische onderlinge verhouding
en ondergeschikt aan het doel factoren intusschen, die de Barok in overmaat gegeven
heeft maar ook: sier vormen, sculpturale motieven, die lichtglanzen vangen en schaduwen
werpen en tint en kleur.... Ziet wat RUBENS bezit aan boeken over bouwkunst: VlTRUVIUS,
SERLIO, SCAMOZZI. Ook CONSTANTIJN HUYGENS heeft die werken en hij bestudeert ze
met VAN CAMPEN en POST als hij, twintig jaar na RUBENS aan het Plein in Den Haag
zijn woonhuis gaat zetten. Hoe trok de Vlaming uit de boeken èn uit Italië een geheel
GEVELSTUDIE VOOR
TE ANTWERPEN.
DE VOORMALIGE JEZUiTENKERK
ARCHITECT P. HUYSSENS