80
HEEMSCHUT
SCHILDERIJ VAN RUBENS, WAAROP, LINKS, HET NOG BESTAANDE PAVILJOEN (MüNCHEN)
RUBENS was reeds zeven jaar in Italië voor hij in Genua kwam. Vermoedelijk kende hij
reeds van afbeeldingen eenige werken van CASTELLO, ALESSI en RoCCO LURAGO, de bouwers
van de prachtige paleizen en villa's in en om Genua. Tenminste wij lezen verderop in het
Voorbericht: „ik geloof, dat ik een verdienstelijk werk verricht voor het algemeen welzijn
van alle provincies aan deze zijde van de Alpen, wanneer ik de op mijn omzwervingen door
Italié verzamelde teekeningen van eenige paleizen van het schoone Genua uitgeef." Hoe het
zij, zeker is het, dat RUBENS, in 1608 terugkeerende, zeer vele gegevens over de paleizen
in zijn bezit had. Zij werden echter eerst.in 1622, na den bouw van RUBENS' eigen huis, in
het licht gegeven en wel één deel met de plannen, gevels en doorsneden van twaalf paleizen
op twee-en-zeventig bladen, gegraveerd door NlCOLAAS RYCKEMANS en een tweede deel,
bevattende negentien paleizen op zeven-en-zestig bladen. MAX ROOSES vermeldt nog vier
edities na die van 1622 en wel: 1652, 1663, 1708 en tenslotte een van 1775, welke te
Amsterdam en te Leipzig in het licht weid gegeven.
Uit dat steeds opnieuw uitgeven mag men op z'n minst een theoretische belangstelling
concludeeren. Practisch waren de tijden er nauwelijks naar om groote paleizen te bouwen
en zeker niet te Antwerpen. Wij herinneren slechts aan het sluiten van de Schelde bij het
begin van het Twaalfjarig Bestand: zoozeer kwijnde daardoor de handel, dat in 1648, acht