HEEMSCHUT
51
aan te merken dat het werk van het Adviesbureau nu voor het grootste deel van onze
schouders is genomen en in handen der provinciale schoonheidscommissies is gelegd.
Zonder dat ware het wellicht niet mogelijk geweest de Heemschuttentoonstelling te organiseeren.
Zeker, het was wel even een durf zooiets te ondernemen. Een tentoonstelling zooals wij ons
"die voorstelden was er nooit geweest; wel waJ er het voorbeeld van de tentoonstelling
welke een jaar tevoren in Den Haag is gehouden, doch zij was er eene in hoofdzaak voor
de schooljeugd en ook niet internationaal.
Wat wij bedoelden was van verdere-strekkingzij zou zoo volledig mogelijk aan den
Nederlander op sprekende wijze moeten duidelijk 'maken wat de Heemschutbeweging hier te
lande door zoovele vereenigingen en commissies"1 nagestreefd, eigenlijk wil en wat zij reeds
bereikt heeft; zij zou de tallooze, op dit terrein onwetenden, moeten beheeren en de
onverschilligen moeten wakker schudden. Daarvóór was het noodig de medewerking te
verkrijgen van de belangrijkste organisaties eh hoevelen zijn erwelke ieder op haar
terrein de schoonheid dienen. Dat daarbij intusschen de ervaring op de Haagsche Tentoon
stelling verkregen, en de daadwerkelijke hulp van haren voorman, den heer CLEIJNDERT,
ons van groot nut is geweest, mag hier dankbaar worden erkend.
De eerste moeilijkheid, het vinden van een geschikt gebouw, was spoedig overwonnen; want
wij waren zoo gelukkig den Raad van Beheer - van de Kon. Vereeniging Het Koloniaal
Instituut bereid te vinden de groote hal en een?deel van de ruimten op de tweede galerij
voor ons doel af te staan. Zijn bestuur stelde ons bovendien voor de inrichting een deel
van zijn ervaren staf en tijdens de tentoonstelling zijn bedienend personeel ter algeheele
beschikking.
Wij stellen er prijs op van deze plaats den Raad van Beheer en in het bizonder den
voorzitter den heer ROËLL en den Algemeen Secretaris den heer WESTERVELD alsmede de
heeren LAMSTER en UTERMARK, conservatoren van de afdeelingen Land- en Volkenkunde
en Koloniaal Museum van het Instituut hartelijk dank te zeggen voor alles wat zij tot nu
toe voor ons deden en niet het minst voor de coulante wijze waarop zij ons in alles tegemoet
zijn getreden.
Het leeuwendeel echter van het werk wat het organiseeren en inrichten der tentoonstelling
betreft, heeft ons medebestuurslid KONING op zich genomen. Dank zijn initiatief zijn de
Heemschutvereenigingen van Zweden, Denemarken en België, alsook de Regeering van de
Unie van Zuid-Afrika met hunne fraaie- en leerzame inzendingen naar hier gekomen. Hij
was de ziel en de motor van de uitvoerendecommissie waarvan nevens hem de beide
genoemde conservatoren, de heeren BAARD, directeur van het Stedelijk Museum, Mr. WOLTJER
en de heer VAN MONSJOU deel hebben uitgemaakt. En daar was veel te doen. Met de
zustervereenigingen uit onzen Bond diende over hare inzendingen overleg te worden gepleegd,
voor de noodige reclame, in de eerste plaats door de pers, moest worden zorggedragen, een
practische catalogus moest worden samengesteld. En toen de tentoonstelling gereed was en
voor het publiek opengesteld kon worden, diende ook te worden gezorgd dat bezoekers
zouden komen, vooral de' jongeren, want bij hen moet in de eerste plaats de liefde en
belangstelling voor het behoud van Holland's schoon worden gewekt. Ook daarin is de heer
KONING, dank zij zijn organiseerend talent, volkomen geslaagd, want duizende leerlingen
van allerhand soorten scholen heeft hij naar de Heemschuttentoonstelling gevoerd'en hij
heeft tevens bewerkt dat bij de rondgangen intellectueele leiding gegeven wordt.
Uwe vergadering zóu ik dan ook willen verzoeken door eenig teeken van applaus van Uwe
erkentelijkheid aan den heer KONING te doen blijken.