DE VESTINGWALLEN VAN DOESBURG
HEEMSCHUT
135
I. DE WERKVERSCHAFFING
Te Doesburg is, zooals vrijwel overal, werkeloosheid en gebrek aan werkgelegenheid om dit
euvel te beteugelen. Reeds sedert vele jaren heeft men de aandacht op den buitenvestingwal.
Toen voor enkele jaren de vesting Doesburg opgehesen werd, verkocht het Rijk Departement
van Oorlog via Departement van Financiën een groot deel dezer vestinggronden aan de
Gemeente Doesburg, blijkbaar zonder eenige beperkende bepaling. Dit is wel merkwaardig
omdat de nog geheel gave en alleen wat verwaarloosde vestingwal met grachten en
toebehooren een monument vormt van geschiedenissen kunst evengoed als een oud bouwwerk.
Nu moge men eenerzijds denken dat een monument in het algemeen veilig bezorgd is bij
een Gemeentebestuur, anderzijds is dit te betwijfelen. Vooral hier, waar de werkverschaffing
rondspeurt naar werkgelegenheid en het afgraven van wallen en het laten glijden van den
grond in de lager gelegen droge binnengracht werk is dat ieder kan. Helaas ja, de schoonheid en
de geschiedenis vernielen en vervlakken, dat kan iedereen. Wel een jaar lang zouden 50 man
werk hebben om den kop van den buitensten wal af te graven. We zaten in de Raadszaal
van Doesburg met wel 10 of 12 menschen om ëpn groote tafel en keken om ons heen en
we dachten met eerbied aan de menschen die oudtijds iets zoodanigs tot stand brachten, dat
in onzen tijd 50 menschen er een jaar werk ajan hebben om er een klein stukje van te
vervlakken. Zij die dit kunstwerk maakten waren ook Nederlanders, echte goede Nederlanders.
En zij maakten dit werkstuk om Doesburg en.eéri grooter deel van Nederland tegen een
mogelijken vijand te verdedigen, om de vrijheid en zelfstandigheid van Nederland te helpen
behouden. In deze gedachten zagen wij later die aardhoopen, ook gaarne molshoopen genaamd.
De Werkverschaffing kreeg van den Minister v^n Waterstaat opdracht alvorens met
het afgraven der wallen van Doesburg te beginrjbn de meening te vragen der Contact-
Commissie inzake Natuurbescherming. Deze Con.tact-Commissie is indertijd 2 of 3 jaren
geleden tot stand gekomen, toen voor een vraagstuk dat destijds aan de orde was het
Geuldal de schoonheidsvereenigingen en de wetenschappelijke vereenigingen bijeen waren.
Een samenvoeging dus van de wetenschappelijke^ flora, fauna, biologie met de schoonheid.
Of de Contact-Commissie nu het aangewezen lichaam was voor advies inzake oude vesting
werken is te betwijfelen. Dit doet echter niet veel 'ter zake, indien slechts bereikt wordt wat
verlangd wordt. De Contact-Commissie wees aan om een spoed-advies uit te brengen de
heer H. CLEYNDERT als bestuurslid zoowel van de Vereeniging tot bescherming van
Natuurmonumenten als van Heemschut en de secretaris van Heemschut, terwijl ter meerdere
deskundige' toelichting gevraagd werden mede te gaan de heeren W. H. SCHUKKING, Majoor
der Genie, bestuurslid der stichting Menno van Coehoorn en Ir. A. M. KllYSTEN, Inspecteur
der Volkshuisvesting, secretaris van het Geldersch penootschap.
Gezamenlijk met- het Gemeentebestuur en de hee(ren der Werkverschaffing werd het geval
bezien eerst op een kaart en daarna in werkelijkheid. Doesburg, een oud stadje, heeft 17e
eeuwsche vestingwerken gehad waarvan niet veel pver is. Ver en ruim daaromheen ligt het
18e eeuwsche vestingstelsel, de wallen waar 't om ging. De vlakte daartusschen is bouwland
met hier en daar 'n huisje. Er was een schetsuitbreidingsplan om Doesburg twee keer zoo
grootte maken, waarbij de straten zoo maar dw^rs door de buitenvestingwallen geteekend
waren. Qe ontwerper, de Gemeente-architect, heet^p Kok en herkende Heemschut's secretaris
als zijn vroegeren leeraargelukkig alleen in 't leervak der perspectief, niet inzake den strijd
tot behoud van de schoonheid van^ Nederland. Het geheele geval lag er voor klaar een
I
1