HEEMSCHUT IN ZUID-AFRIKA
I
HEEMSCHUT
143
VEREENIGINGEN EN TIJDSCHRIFTEN
Harmonie en kleur in stad en dorp. In het Zwitsersche blad „Heimatschutz" vertelt iemand
hoezeer hij getroffen is door de harmonie van kleuren welke een reeks* eenvoudige woningen
in een klein visschersstadje aan de Adria te zien gevenkleuren van allerlei aard, maar zacht,
pastelachtig, nergens schreeuwend of opvallendde visschers zeiven hebben naar eigen smaak
hun hutsjes geschilderd. En hij vraagt waarom het in de steden slechts bij uitzondering den
architect of bouwondernemer gelukt een zoo prachtige rustige „farbige strasse" te maken.
Zijn antwoord is kort en afdoende. Als een architect, wat dikwijls genoeg voorkomt, een
gansche rij huizen in goeden samenhang van vorm en kleur heeft neergezet, dan duurt het
niet lang of elk der bewoners wil zijn gevel in de kleuren zien welke hem passenzelfs de
overweging dat die eerste verf vijf of meer jaren zal kunnen duren, weerhoudt hem niet
om reeds in het eerste jaar pui, deuren en vensterbanken paarsch en knalgeel te doen
verven of eenige andere smakelooze verfcombinatie aan te brengen „so dass bald die
Harmonie des ganzen zum Teufel ist", en de buren verlegen zijn hoe zij zoo'n smakeloosheid
nog overtroeven kunnen. En als men dan vergelijkingen treft, wordt gezegdnu ja, dat zijn
Italianen met oude cultuur en traditie. Maar dat is niet zoo, zegt de schrijver; zij zijn
eenvoudige menschen die voor het geheel voelen en geen behoefte hebben uit reclamezucht
of andere overwegingen boven hun buurman uit te steken. Eenvoudige goede menschen
behoeft men geen lessen in „Heemschut" te geven, zegt hij, zij zondigen nooit tegen hare
regels. Dat doen slechts de „Gebildeten mit ihren schlimmen Eitelkeiten und die ganz klugen
Geschaftsleute, die von diesen Eitelkeiten ihre Wolle scheren". v. S.
Men meldt ons uit Zuid-Afrika, dat in de volgende zitting van het parlement de minister
van Binnenlandsche Zaken J. H. HOFMEYR een wetsontwerp zal indienen in verband met
de bescherming van geschiedkundige monumenten en archeologische overblijfselen. Een
wetsontwerp was reeds lang te voren opgesteld door den toenmaligen minister van Binnen
landsche Zaken Dr. D. F. MALAN, maar had geeh voortgang in verband met de politieken
hervormingen, waardoor Dr. MALAN aftrad.
Toen hebben de universiteiten, musea en de S. A. vereniging vir die Bevordering 'van die
Wetenskap den minister de vraag gedaan of zij zekere aanbevelingen in verband met deze
aangelegenheid mochten doen, waarvan met belangstelling werd kennis genomen.
Ofschoon in het oorspronkelijk ontwerp geen voorziening voor een archeologisch bureau
was gemaakt, bestaat er kans, dat dit in het nieuwe wetsontwerp een plaats zal vinden.
Ten einde de stichting van de Nationale Parken in de Unie van Zuid-Afrika te gedenken,
heeft senator W. J. C. BREBNER voorzitter van die Nasionale Parkeraad in tegenwoordigheid
van minister P. G. W. GROBLER in de Krüger Wildtuin twee bronzen gedenkplaten onthuld,
welke op een groot rotsblok zijn aangebracht op dén weg tusschen Skokoeza en Tahokwane.
In beide landstalen bevatten de gedenkplaten het volgende opschrift: „Hier die plaat is
opgerig deur die Raad van Kuratore vir die Nasi°nale Parke om die instelling van Nasionale
Parke in die Unie te herdenk. Sabie-Wildtuin deur President KRÜGER afgekondig in 1898.
Wet op Nasionale Parke deur mr. P. G. W. GROBLER, Minister van Lande voorgestel
in 1926." De gedenkplaten zijn drie bij vier voet groot.
's Gravenhage, December 1933. FRED. OlIDSCHANS DENTZ.
i