60
HEEMSCHUT
Frankrijk, Engeland. Dit verschijnsel heeft een goede kant doch ook een kwade. Omdat het
een goede zijde heeft, kan het niet tegengegaan worden, om de kwade kant moet dit echter
wel gebeuren. Om uit deze moeilijkheid te komen zijn er twee middelenZorgen, dat in
iedere streek een naar de behoefte berekend percentage natuurschoon ongerept blijft. Dit
middel is hier toegepast.
De gemeente Renkum heeft zelf ruim 200 H.A. aangekocht, de stichting het Geldersche
landschap bezit de Duno, eenige landgoedbezitters bewaren zorgvuldig het ongerepte en
veroorloven wandelaars ervan te genieten.
Het tweede middel is de architectuur te veredelen, opdat, wat nu vaak een storend element
in het landschap is, het huis, in de toekomst het versierende en verlevendigende element
wordt. Dat zulks mogelijk is, bewijzen reeds, ook hiereenige landhuizen. In die richting
lijkt mij er ook een taak voor Heemschut weggelegd.
De gemeente Renkum is aangesloten bij de Geldersche Schoonheidscommissie, die adviseert
over bouwprojecten. Evenwel zullen de resultaten onvoldoende blijven zoolang de bouwers
zelf niet gebruik maken van ervaren en aesthetisch ontwikkelde architecten.
Ik meen, dat het niet ondienstig zou wezen als Heemschut eens de zeer urgente kwesties
van uitbreidingen en bebouwingen liet behandelen niet door gevoelige leeken doch door
rustig-overwegende, ervaren en aesthetisch gevormde deskundigen.
J. WESSELINK, Voorzitter V. V. V.
Noot van de Redactie: Wij hebben gemeend ook een „andersdenkende" het gevraagde
woord te moeten verleenen. Onze meening behoeven wij niet daarbij te geven aangezien
deze voldoende bekend is. De weg door Hoog-Oorsprong was een verloren zaak, bleek
reeds eenige jaren vast te liggen in een goedgekeurd uitbreidingsplan.
VEREENIGINGEN EN TIJDSCHRIFTEN
In Drente, maandblad gewijd aan historie, folklore, heemschut enz., staat een aardig gedicht
van L. KOOPS, een ode aan de Drentsche Hunnebedden. De dichter brengt in onze ver
beelding hoe de gigantische steenen, na in den oertijd met het gletscherijs naar deze streken
te zijn gekomen, in tallooze eeuwen later door kracht van de menschelijke hand werden
gesleept en gerold „naar 't graf van den krijger die als held was gevallen". En aan het slot
de troostende verzuchting dat „mocht ook het menschelijk geslacht zijn verdwenen, gij
hunnebed staat, met uw keien en steenen, zoolang de aarde geschiedenis schrijft".
De Provinciale Utrechtsche Commissie tot instandhouding en bevordering der schoonheid
van Stad en Land heeft eene „Memorie" inzake de vernietiging van het landelijk schoon
in de Provincie Utrecht het licht doen zien. Het geschrift heeft in het bizonder de streek
tusschen Utrecht en Arnhem op het oog, doch richt zich daarmede tevens tegen de vele
gemeentebesturen in Nederland, die" voortgaan het eeuwenoude natuurschoon te vernietigen
door, uit lust om hun inwonertal steeds verder te vergrooten, den bouwspeculant toestaan
zonder eenig aesthetisch plan hunne gemeente met ontelbare kleine huisjes te bepooten. Op
Provinciale bemoeiing wordt, in navolging van wat ten aanzien van het Gooische natuur
reservaat in N.-Holland met zooveel goed gevolg is geschied, aangedrongen.
Een gelijke liefde voor Holland's natuurschoon, heeft den heer J. J. TALSMA, burgemeester
van Kamerik en Zegveld, in Heemschutkringen wel bekend, eene monografie in de pen
gegeven, welke hij „Bescherming van het Landschap" heeft getiteld. De lezing daarvan zij
aan Rijks- en Gemeentelijke autoriteiten die in uitbreidingsplannen en huizenbouw het laatste
woord hebben, ter lezing aanbevolen.
Menno van Coehoorn. Wij mochten het eerste Jaarverslag met financieele verantwoording
ontvangen van de Stichting „Menno van Coehoorn", welke na lange voorbereiding, in
April 1932, formeel tot stand is gekomen. Vooralsnog is haar voornaamste werk geweest te
trachten van de Regeering gedaan te krijgen dat zij de wallen van Willemstad in gebruik
zal mogen ontvangen. v. S.