56 HEEMSCHUT Den 5 Maart 1621 wordt aan Mr. JACQUES DE HAAN, Koperslager te Antwerpen opgedragen het aanbrengen van die koperbekleeding, alsmede van een koperen appel en idem haan. Het juiste bedrag, wat hiervoor is betaald wordt niet vermeldwel dat de betaling voor de helft zal plaats hebben in Zeeuwsch en voor cli andere helft in Brabantsch geld en dat bovendien zou verstrekt worden 12 ton dubbel bier 6f naar verkiezing blijkbaar 2 ponden Vlaamsch. Over de loodbekleeding van het ondergedeelte der torenspits (zie afbeelding) vanaf het kerkdak tot onderzijde der eigenlijke spits, vinden we niets vermeld. Tot zoover de geschiedenis van den bouw. Bij nasporingen in de archieven en rekehingen vinden we vermeld, dat in 1834 de geheele spits van nieuw eiken beschot is voordien en dit weer is afgedekt door nieuwe koperen bladen. Dit geschiedde onder den toenmaligen stadsarchitect DE L'ANNÉE DE BÉTRANCOURT en uit latere correspondentie van dezeri®ambtenaar met het Gemeentebestuur blijkt (zonder vermelding van jaartal) dat „jaren later" 'de torenspits ook nog eens „opgevijzeld" is, omdat zij toen ook reeds naar het Zuid-Westeri^o verhelde. In de jaren 18671868 was de Heer DE L'ANNÊE DE BÉTRANCOURT opgevolgd doormijn onmiddellijken ambtsvoorganger, dhr. D? DE KONING, die tot in het jaar 1903 alhier als Gemeente-Architect heeft gefungeerd en deze kwam direct voor het zeer moeilijke vraagstuk te staan, dat de groote onderbinten, boven het kruisgewelf in het midden van het transept, en op welke binten heel de torenspits rus5t, het gingen begeven. Met buitengewoon veel zorg en kennis is^het hiervoor noodige vernieuwingswerk uitgevoerd, waarbij toen heel de spits in schoorwerken is opgehangen; een zeer verantwoordelijk werk ook voor den toen nog slechts 24-jarigen functionnariseen werk, dat bovendien met zeer afdoende resultaat is uitgevoerd. In 188!2 was het weer noodig een gedeelte ber bebording en koperbekleeding van de spits te vernieuwennaar het mij voorkomt is deze herstelling en ook de groote vernieuwing van heel de spits in de jaren 19291930 het gevolg van het feit, dat de koperbekleeding van 1834 niet "goed is aangebracht. Bij die-koperbekleeding toch waren alleen de verticale naden gefelst of geklangd; horizontaal waren de platen 6 a 7 cM. over elkaar gewerkt en met koperen rondkopschroeven bevestigd. En die schroeven hebben in den loop der jaren de gelegenheid veroorzaakt tot inwatering over de geheele spitshoogte. Thans iets over de restauratie van 1929—1930. In Juli 1929 werd rondom de spits op <3e nok en verder tot ongeveer 10 meter hoogte uit het kerkdak, een steiger aangebracht eti een onderzoek naar den toestand van den toren ingesteld. Alle loodbekleeding van het ondergedeelte werd verwijderd en verder eveneens een klein gedeelte van de koperbekleeding van de spits. Dit ondergedeelte viel niet tegen. Wel mfoesten enkele balken en een gedeelte van de balustrade vernieuwdeveneens een gedeelte van de( bebording, aansluitend aan het kerkdak en de zich daarin bevindende ramen, doch het eigenlijke gebintenwerk werd vrij goed bevonden. De steigerwerken werden verhoogd en de volgende 10 meter hoogte aan een onderzoek onderworpen. Dit gedeelte was veel meer ingewaterd; meerdere verbindingen waren los of geheel aangetast; de bebording was belangrijk slechter. En weer werd het steigerwerk verhoogd thans tot aan den haan, en het onderzoek voortgezet. Dit bovengedeelte (ook 10 meter hoogte) bleek uiterst slecht te zijn en spoedig werd dan ook besloten, dit geheel af te breken en !te vernieuwen. Bij deze restauiatie is wel duidelijk aafn het licht gekomen, dat heel het gebintenstel nog oorspronkelijk was en dus van 1619—1621 dagteekende. Heel de vernieuwing is uitgevoerd in droog eikenhout; enkele onderdeden in teakhout. Alles, wat slechts eenigszins was aangetast doof molm of vocht is verwijderd.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1933 | | pagina 11