HEEMSCHUT
55
H. V. D. KLOOT MeyBURG, die nog volop bezig^ was met de restauratie van het Kerkgebouw,
en van een en ander was het gevolg, dat een voorloopige post op de gemeentebegrooting
1929 werd gebracht voor verder onderzoek en eventueel herstel.
Ondertusschen had ondergeteekende zich verdiept in de geschiedenis van deze torenspits en
met behulp van den Gem. archivaris J. DE KRUYTER te Goes, de beschikking gekregen over
alle bescheiden wan den bouw (van 1621, na een geweldigen brand, die in 1619 een deel van
van de kerk had verwoest) en van latere herstellingenstukken en gegevens, die van waarde
en beteekenis zijn geweest voor de restauratie van 1929—1930.
Met de aannemers van de Kerkrestauratie werd een accoord gesloten omtrent het maken van
een steigerwerk rond den toren en ook toen gebleken was, dat een belangrijke herstelling
noodzakelijk was omtrent de uitvoering dier restauratie.
Vóór echter omtrent deze restauratie een en ander wordt medegedeeld, moge eerst in 't kort
iets verteld omtrent de geschiedenis van dezen toren.
De St. Maria-Magdalenakerk werd voltooid in het jaar 1423. Bekend is, dat vóór den grooten
brand, die in 1618 dit kerkgebouw gedeeltelijk verwoestte, ook reeds een kleinere dakruiter
het gebouw sierde en deze bij dien brand eveneens een prooi der vlammen werd.
Onmiddellijk na den brand heeft men plannen gemaakt tot wederopbouw en herstelling en
in Januari 1619 werd door Mr. MARKUS ANTHONIUS en Mr. PlETER SMEETS, respectievelijk
Timmerman en Metselaar en beiden van Antwerpen, behalve de plannen vóór den weder
opbouw der kerk, ook een houten model van den nieuwen toren meegebracht en ingeleverd.
Bij dit model was gevoegd een zeer uitvoerige omschrijving of bestekeen en ander werd,
vóór tot uitvoering besloten werd, om advies in handen gegeven van „bekwame meesters"
te Middelburg (een schoonheidscommissie dus in 1619!), door welke commissie een gunstig
rapport werd uitgebracht. Gevolg was, dat voornoemde Antwerpsche bouwkundigen de opdracht
kregen en dat reeds in 1621 de kerk hersteld en opgebouwd was en de nieuwe dakruiter of
torenspits weer was aangebracht en voltooid.
Bedoeld uitvoerig bestek is tot op heden bewaard en vermeldt o.m. het volgende:
„De toren of dakruiter zal vanaf den nok van het; kerkgebouw tot onderkant appel (bal) een
„hoogte verkrijgen van 86 voeten en aan de onderzijde buitenwerks 16 voeten wijd zijn.
„Vijf voeten boven den nok zal een met lood bekleede zolder worden aangebracht van eiken
„delen dik l1/2 dms; de ribben daaronder zijn zwaar 13 duimen." „Het geraamte van den
„toren zal bestaan uit 8 zware hoofdstijlen, met gaten, pinnen en kruizen bewerkt".
„Boven den loodzolder zal een balustrade worden aangebracht en daarboven tusschen de
„hoofdstijlen een togenbouw met lijstwerken en 8 leeuwenkoppen, welke laatsten juist onder
„het begin .der spits zijn geplaatst". i
Verder is vrij uitvoerig beschreven de constructie van het raamwerk, de moerbinten, het
aantal verdiepingen- (sterren genoemd), de bewerking, enz. v
Omtrent de te gebruiken houtsoort wordt aangegeven „Goed Brabantsch of Vlaamsch eiker-
„hout, zonder kwade kwasten, doorn en weren". Dit geldt ook voor de bebording.
Nog is in het béstek opgenomen, dat de aannemer het „belfront" moet maken, om de klokken
op te hangen in de open ruimte, tusschen den z.gy loodzolder en den togenbouw.
Omtrent de koperbekleeding van de torenspits vipden we in de archieven een contract, ge
sloten 3 Januari 1621, met GOVAERT JACOBSZ^ VAN DEN HEUVEL, Mr Koperslager te
Middelburg; deze zal de koperen platen leveren ^210 stuks platen rood koper), wegende te
samen 2503 ponden, tegen den prijs van 11 popd, 1 schelling en 8 grooten per 100 pond
(thans f 66.50 per 100 pond). Dit betrof de levering.