40
HEEMSCHUT
Voor- cn nadeelen voor den eigenaar
Uit de Amsterdamsche monumentenverordening zijn de belangrijke bepalingen:
Wat is hieruit af te leiden. "j5|
le. Het gezag van de Schoonheidscommissie, aan wie advies gevraagd wordt voor het al of
niet op de „lijst" plaatsen en omtrent def wijzigingen. Dit lijkt erger dan het is. Want ook
zonder Monumentenverordening mag m^n zonder vergunning van B. en W. niet aan een
huis iets verbouwen of een huis afbreken en indien men dit doen wil komt men toch reeds
via Bouwtoezicht bij de Schoonheidscommissie terecht.
2e. Het feit dat van het plaaltsen op de lijst en wat daarbij behoort kennis wordt gegeven
aan eigenaar en hypotheekhouder en ,dat deze in verzet kunnen komen toont aan dat de
plaatsing op de „lijst" de waarde van het pand kan beïnvloeden.
Dit laatste is voor den eigenaar en hypotheekhouder belangrijk. Krijgt hij schade
vergoeding? Neen, de verordening spreekt daar niet van. Alleen de tweede zinsnede van
Art. 3 waar B. en W. bevoegd zijn „aap de vergunning voorwaarden te verbinden". Wat
is dat? Doch dat komt pas aan de orde als de eigenaar iets wil, iets zoodanigs waar ver
gunning voor noodig is, dus sloopen, verjpouwen, herstellen.
In den gewonen gang van zaken, wanneer een huis er staat zonder meer merkt men niets.
Zoolang men dus niet sloopen of verbouwen wil heeft niemand er last van zoo zijn huis op
de Monumentenlijst staat. Wil men iets, dan is er niet veel anders denkbaar dan plannen
tot afbraak of tot verbouwing. Herstelling kunnen we wel buiten beschouwing laten.
Verbouwing dan. Dit zal hierop terecht komen dat men een weinig stroever nog dan vroeger
een mooien gevel bederven mag. Meestentijds zal het hierop neerkomen dat men net als
vóór de Monumentenverordening eenige keeren bij de Schoonheidscommissie antichambreeren
mag met een heel enkelen keer kort en goed de boodschap „afblijven". Doch, is dat zoo erg.
Want niets veranderlijker dan de mensch. Voor de bouwkunst geen beter bondslied dan de
kerkezang „Ieder woelt hier om verandering en betreurt het dag aan daghunkert naar hetgeen
hij zien zal, wenscht terug hetgeen hij z^g." De eerste drie strophen betreffen de bouwlust
des menschen, de laatste het restauratiévraagstuk. Nauwelijks is een huis verbouwd of er
komt een ander die weer aan den gang gaat. Een net soort rem is waarlijk zoo kwaad nog
niet. Voor het heel enkele geval van „afblijven" moet die bouwlustige in vredesnaam zijn
lusten op een ander pandje botvieren. s«
Als groot voordeel staat daartegenover de vrijwel gratis hulp van de Schoonheidscommissie
aan al die stumperds die knoeien aan go^de oude kunstwerken, want negen-tiende der klanten
van de Schoonheidscommissie zijn volslagen onbevoegden. En niet te vergeten dat door deze
actie het geheele stadsbeeld geleidelijk opfknapt. Ieder kan begrijpen dat de waarde van een
pand wel degelijk beïnvloed wordt door het aanzien der omgeving en dus in'een nette
omgeving een huis beter wordt.
Blijft over het geval dat iemand een jKuis dat op de monumentenlijst staat wil afbreken.
Daarbij kunnen zich velerlei mogelijkhedep voordoen. Elk geval is afzonderlijk te beschouwen.
We zien er in 2 groepen, het huis alleen of in combinatie met andere panden. Eerst het huis
alleen. Indien de voorgestelde afbraak is omdat het huis totaal versleten is, op invallen staat,
zal een weigering niet vol te houden zijn. Indien de gevel hécht is zal er met wat goeden
wil wel een mogelijkheid zijn dien gevel fe behoudenwant de verordening behandelt alleen
het uitwendige der gebouwen. Dan komt de bouwaanvraag weer in hetzelfde kader als
Art 1. B. en W. stellen op en houden bij een lijst van de bouwwerken en onroerende kunstwerken.... welke naar
hun oordeel van belang zijn uit een oogpunt van geschiedenis, kunst of schoonheid.. Zij winnen, alvorens een dezer
werken op die lijst te plaatsen.... advies in van de Schoonheidscommissie.
Van het voornemen een werk.... op de lijst te plaatsen geven B. en W. kennis zoowel aan den eigenaar.... als aan
de hypotheekhouders, aan wie de gelegenheid wordt gegeven bezwaren tegen dit voornemen in te brengen.
Art. 2. Het is verboden de werken.... te sloopen...\'3of aan de werken te verrichten.... werkzaamheden tot verandering,
herstel of onderhoud. o
Art. 3 Het in art. 2 bepaalde is niet van toepassiijg op hem die handelt met schriftelijke vergunning van B, en W.
B. en W zijn bevoegd aan. vergunning voorwaarden te verbinden.
Art 4. Van een besluit van B. en W. tot plaatsu^J van een bouwwerk... op bedoelde lijst staat aan den eigenaar.
of aan den hypotheekhouder beroep open bij den Qëmeenteraad.
Art 5 Over elke aanvraag (tot wijziging) winneniB. en W. het advies in van de Schoonheidscommissie.