HEEMSCHUT MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT No. 4 10e JAARG. 1933 APRIL DE AMSTERDAMSCHE MONUMENTENVERORDENING De ideëele en wetenschappelijke zijde Ieder mensch is min of meer gehecht en verbonden aan de historie. De een voelt er veel, de ander weinig voor; doch los er van is feitelijk niemand. Het is om deze reden dat de menschheid altijd belangstelling heeft gehad voor wat het voorgeslacht naliet. Onze tijd, die wetenschap en studie tot gemeengoed heeft gemaakt in tegenstelling met vele voorgeslachten bij wie het intellectueele deel van het leven behoorde tot het privilegie van den enkeling, onze tijd heeft daardoor de belangstelling in de erfenis der voorvaderen vergroot. En omdat die belangstelling groeiende is gaat men den plicht gevoelen het erfdeel der vaderen te bewaren opdat niet het tot volwassen mensch uitgegroeide kind zal kunnen zeggen: toen gij jong waart was er nog dit of dat door de eeuwen heen tot u gekomen, waarom hebt ook gij dit niet voor ons bewaard. Waarom wenscht men oude cultuurvoortbrengselen te bewaren. Om tweeërlei reden. Uit gevoelsoverwegingen, waarbij de schoonheid, historische zin en respect voor het voorgeslacht, het „eert uw vader en uwe moeder" een rol spelen. Uit wetenschappelijke overwegingen te beschouwen zoo, dat niet alleen een perkament met schriftuur, een charter een archiefstuk is doch evengoed een oud bouwwerk in zijn uiterlijk en constructie, een molen, een Drentsch hunnebed en een met letters en wapens gesierde grafzerk in een oude kerk. Dat zijn de steenen charters, even waardevol als de archiefstukken. Bovendien zijn de oude bouwwerken studie materiaal voor de geschiedenis der bouwkunst in aesthetischen en constructieven zin. Omdat deze kunstgeschiedenis niet gaat bij schokken, doch steeds langzaam vervloeit, is elk oud bouwwerk een schakel in de eindelooze keten en beteekent de verdwijning van een of meer dier bouwwerken een verlies, zooals de vermissing-van een deel uit een groot boekwerk, dat daardoor incompleet en minder waard wordt. Omdat voorgeslachten dit niet begrepen hebben, is veel teloor gegaan, zijn gansche schakels uit de keten zoek en is het zaak de enkele vaste punten die er nog zijn vast te houden, ze te verdedigen tegen hen die daar niets van begrijpen en ze te bewaren voor het nageslacht, zooals een kostbaar en zeldzaam boek of archiefstuk dat op een veilige plaats wordt opgeborgen. Nu zijn er vanzelf meer en minder belangrijke monumenten. De eene tijd bracht veel, de andere weinig voort. In weeldetijd werd veel gemaakt, in onrustigen tijd weinig. In tijden van hoogere leiding door religie of gilden werd schooner werk gemaakt dan in leidingloozen tijd. Er zijn kunstperioden waarvan de voortbrengselen volslagen uitgeroeid zijner zijn jaren geweest die veel hebben nagelaten. Zoodoende is het behoud van het eene monument van meer belang dan het andere. Dit behoeft niet steeds uitsluitend uit schoonheidsoverwegingen complete monumenten te betreffen. Wanneer uit een bepaalden tijd niet dan een fragment over is, dient voor dit laatste overblijfsel hardnekkig gestreden. Ten voorbeelder zijn blijkens oude afbeeldingen in Amsterdam tallooze fraaie houten gevels geweest. Van al die houten gesels zijn er nog maar een paar over en lang geen fraaiedoch als de laatste der Mohikanen moeten zij tot eiken prijs bewaard worden. Andersom er zijn te Amsterdam honderden aardige laat 18e eeuwsche klokgevels; indien er een moet vallen is dat wel jammer, doch niet zoo erg. Een belangrijke reden tot behoud is verder niet zoozeer de gevel zelve als de omgeving, de groepeering, het geheele stadsbeeld. Dit zoo te begrijpen dat elk huis wel zijn eigenaar heeft doch het geheele stadsbeeld niemand en ieders eigendom is. Om dit te begrijpen gaat men b.v. eens staan op den Groenburgwal op een punt dat men tegelijk ziet het grachtje, de boomen, de ophaalbrug en de Zuiderkerkstoren op den achtergrond. Dan zal men erkennen dat het overigens nietswaardige baksteenen klokgeveltje op den hoek van den Groenburgwal en de Staalstraat, ter linkerzijde palende aan den gerestaureerden Saaihalgevel, in dit stadsgezicht onontbeerlijk is en louter en alleen om der schoonheidswille behouden dient te blijven. Dit begrip heeft het' mogelijk gemaakt dat in buitenlandsche steden heele stadsgezichten, heele BESCHERMVROUWE: H. M. DE KONINGIN

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1933 | | pagina 3