COMMISSIE „DE WEG IN HET LANDSCHAP"-W.i.L..
44
HEÉMSCHUT
CONCEPT'WERKPROGRAM
I. Schrijven aan de verschillende Directies van den Provincialen Waterstaat in de verschillende
Provincies, waarbij wij hun de oprichting van onze Commissie melden, hun wijzen op het
belang van een goede landschappelijke behandeling en verzorging van de wegen en hunne
omgeving en waarbij wij hun als onze1- meening te kennen geven, dat het wenschelijk zal
zijn, dat zij te dien einde niet alleen inzake de beplanting, doch reeds bij het allereerste
begin van den wegenbouw; bij het bepalen van het tracé en van het dwarsprofiel, en ook
in de verdere stadia: bij den aanleg zelf en bij de beplanting en de verdere verzorging van
den weg, gebruik zullen maken van de hulp van den deskundige op het gebied van de
behandeling en verzorging van het landschap, t.w. den Tuin- of wel Landschap-Architect, en
indien noodig ook van een boschbouwkundige, in dien vorm dus, dat er bij den geheelen
wegenbouw een tijdige en voortdurende samenwerking zal bestaan tusschen de technici en
de landschapskundigen.
Een dergelijk schrijven richten, voor de Rijkswegen, aan den Minister van Waterstaat, en
verder aan de andere wegbeheerende lifchamen, die daarvoor in aanmerking zullen komen.
II. Trachten te bereiken, dat de verschillende Provinciale Schoonheidscommissies (en in de
Provincies waar die niet bestaan, zooals in Noordbrabant, de Provinciale „Landschappen"),
het voorbeeld van het Genootschap „Het Oversticht" zullen volgen en zullen overgaan tot
het instellen van een z.g. Landschaps-Commissie, die, zooals het huishoudelijk Reglement van
de L. Commissie van „Het Oversticht" luidt, zal zijn een „advies-commissie tot behartiging
van het behoud van oud en van het tot1 stand komen van nieuw landschapsschoon", en die
dus ook aan de geheele landschappelijke behandeling en verzorging van de wegen en hunne
omgeving haar aandacht zal wijden.
Onze Commissie zal daarbij dezen Provinciale Schoonheidscommissies kunnen verzoeken, dat
zij zich voor de samenstelling van deze L'andschaps-Commissies, wat de keuze van de daarin
op te nemen landschap-architecten betreft, om advies zullen wenden tot den Bond van
Nederiandsche Tuinarchitecten. (B.N.T.)
III. Het als „Nationale Landschaps-comm'issie" (speciaal dan voor de wegen) zelf geven van
adviezen inzake wegen, voor zoover onze Commissie deze gevallen dus niet zal verwijzen
naar anderen, als b.v. de Provinciale Landschaps-Commissies, het Staatsboschbeheer, e.a.
Het principe zal daarbij moeten zijn, dat W. I. L. zich zooveel mogelijk zal beperken tot
adviezen van algemeenen aard en daarbij leidend en raadgevend zal optreden, terwijl zij
betreffende de verdere uitwerking en detailleering zal adviseeren om de hulp van een landschap
architect, een boschbouwkundige of een stedebouwkundige in te roepen.
IV. Het doen maken, zooveel mogelijk in' overleg met terzake deskundigen, van studies over
de landschappelijke behandeling van onze wegen en hunne omgeving: wat betreft de dwars
profielen, de beplanting, de begrenzing en omlijsting, de bermen, de kwestie van de park
wegen, de speciale rijwielpaden (eventueel ook in het polderland), ev. ih te richten als
„rijwiel-parkwegen"; verder de spoor- en¥de tramwegen en de waterwegen.
Ook studies over de z.g. meubileering van den wegde tank- en service-stations en andere
kleine installaties en gebouwtjes; over de'inrichting van picnic- en rustplaatsen.
Over het benutten van bij nieuwen wegen'aanleg overgeschoten weggedeelten voor plantsoenen
en bosschages, vgl. in Amerika de z.g. highway-gardens, etc.
t