18
HEEMSCHUT
HET HERSTELLEN EN BEWAREN VAN OUDE BOUWWERKEN
Het was mij een voorrecht de uitnoodiging van Uwe Vereeniging te aanvaarden, naar
Antwerpen te komen om daar een voordracht te houden over het herstellen en bewaren
van oude bouwwerken, in de eerste pflaats omdat dit onderwerp sedert vele jaren mijn
belangstelling heeft, doch mede omdat ide gerestaureerde bouwwerken in België mij niet
steeds den indruk gaven dat daarbij van de meest nieuwe inzichten was gebruik gemaakt.
Om een juist inzicht te krijgen in het: hoe en waarom van de bewaring dient men na te
gaan hoe zich dit begrip in den loop den tijden ontwikkeld heeft
Wie wat gereisd heeft en van de oüde bouwwerken wat meer gezien heeft dan de plek
zijner woonstede, zal opgemerkt hebben dat nagenoeg geen enkel oud bouwwerk tot ons is
gekomen in den oorspronkelijken staat. Het een is verwoest door oorlog of brand, het
andere door verwaarloozing of overtolligheid als gevolg van de wisseling der tijdsinzichten.
De meeste echter zijn verbouwd, uitgebreid en weer verbouwd, zoo vele malen dat er
vakkennis voor noodig is de stijlperioden te scheiden. Elke tijd gaf daarbij zijn eigen werk.
Een Romaansche dorpskerk werd te klein, het choor werd afgebroken en de kerk verkreeg
een grooter choor in Gotischen stijl; de achttiende eeuw schonk het bouwwerk een
Lodewijkstijl-interieur en de stijlloosheid: der 19e eeuw ging het bouwwerk bepleisteren en
voorzag het van wanstaltige aanbouwsels; de 20ste eeuw gebruikte het portaal voor een
transformatorhuis of boevencel en bond? de radiodraad aan 't kruis dat voorheen slechts
diende om PETRUS' haan te oriënteeren. 3
Waar is nu de grens van wat behouden moet worden en wat niet. Die grens heeft men wel
eens getracht met een jaartal vast te leggen. Dit is niet mogelijk en verkeerd. De grens is
daar waar de schoonheid en de eerbied voor het monument eindigt. Men dient alles te
bewaren wat in volle ernst als gevolg Ivan weloverwogen bouwkunst gemaakt is en op te
ruimen al datgene wat onbegrepen geprhts is. En ook met die grens moet men voorzichtig
zijn, want wat tot voor kort als nietswaardig werd beschouwd, kan later weer als stijluiting
waarde verkrijgen. In grensgevallen beware men; sloopen kan altijd nog.
Een instelling die zich het bewaren van oude bouwwerken ten doel stelt, zooals de Vereeniging
Hendrick de Keyser, die thans ruim 80 eigendommen heeft, zal er bij ons niet aan denken
een 19e eeuwsch huis te verwerven. Doch wanneer men het blad der Canadeesche Vereeniging
met hetzelfde doel „The bulletin of the Society for the preservation of New England anti-
quities" ter hand neemt en de serie afbeeldingen ziet van de eigendommen dier Vereeniging
zal men ervaren, dat slechts weinige dier huizen van vóór het jaar 1800 zijn en van een
zoodanige vormgeving, dat wij het niets erg zouden vinden er een van dit soort af te
breken; dan worden ze daar bovendien nóg zoodanig „gerestaureerd", dat ze na de bewerking
gloednieuw schijnen.
Ookhet ontzag voor het erfgoed der vaderen is heel betrekkelijk. Wie voor een overleden
familielid een grafmonument laat maken doet dit in volle eerbied en overgavedoch hoe te
verklaren dat oude grafsteenen met wapens en fraaie letters, met heraldieke en genealogische
gegevens gebruikt worden 'voor deurdrempel of velerlei andere nuttige doeleinden.
Het is vooral het materialisme der 19e eeuw geweest, de tijd die meende dat geld en geluk
equivalent waren, waaraan vele oude bouwwerken zijn te gronde- gegaan. De spoorwegen
VOORDRACHT GEHOUDEN OP 17 FEBRUARI 1933 TE ANTWERPEN VOOR DE BELGISCHE
VEREENIGING VOOR NATUUR- EN STEDENSCHOON