„OVERCINGE" TE HAVELTE
HEEMSCHUT
95
die natuur passend gesticht en gebouwd. Niet pompeus, maar vriendelijk stemmend. Daardoor
vertoont Nederland het beeld van één groote tuin, bezaaid met vriendelijke dorpen.
Dat gaat men nu veranderen.1 Men bouwt practisch! Een oud stadje krijgt een nieuwer-
wetsche stijl school, die tegen de omgeving vloekt.
Mag er dan geen verandering zijn, verbetering, vooruitgang? Zeker dat mag, dat moet zelfs.
Maar verandering is niet altijd verbetering. En men dient te bedenken dat men lid is van
een samenleving en dat zelfzucht een slechte eigenschap is. Iemand die bouwt zooals het
hem past, zonder te letten op de plaats waar hij bouwt is zelfzuchtig.
Daar tegen komt Heemschut op. Niet tegen het nieuwe, maar tegen het verkeerde, het
slechte, het zelfzuchtige nieuwe. Heemschut's stem zal men niet protesteerend hooren tegen
de nieuwe stijl van Amstel, Apollo- Minervalaan. Doch wel wanneer een mooi huis aan de
Heerengracht wordt afgebroken en daar een flatgebouw voor wordt in de plaats gezet.
Heemschut doet heel goed met te strijden voor behoud van wat eeuwen mooi was en nooit
leelijk zal worden gevonden, door tegen verkeerd nieuw te waarschuwen.
Wij moeten voorzichtig zijn in Nederland. Wij moeten bedenken dat wij nooit beeldhouwers
zijn geweest. Nederland was wel het land van schilders, is het nog. Die eigenschappen
vinden wij terug in onze steden en huizen. Zij zijn schilderachtig.
Ook de menschen van dit tijdperk mogen een kans hebben. Maar niet ten koste van anderen.
Dat is het werk van Heemschut, 't Is heel moeilijk werk, maar heel nuttig en wat verheugend
stemt, 't lukt. Steeds meer menschen leeren, dank zij Heemschut's bemoeienis (daarbij geholpen door
verwante vereenigingen) het mooie zien, steeds meerderen storen zich aan Heemschut's advies.
Heemschut heeft een advies bureau opgericht en honderden malen ('t is geen overdrijving,
dat honderden) is vandalisme voorkomen door overleg, vaak met geldelijk gewin voor den
bouwer, schoonheid niet verstoord, nieuwe schoonheid geschapen. Zij, die voelen voor de
schoonheid onzer steden en landschappen, dat mooie 't welk altijd weer vreugde geeft, genot
waarvoor niet behoeft te worden betaald, geen entrée en geen vermakelijkheidsbelasting;
dus ieder die oogen heeft om te zien, moeten daarom Heemschut beschutten, steunen.
Opdat Heemschut anderen leert zien, opdat Heemschut zorgen kan dat geërfd mooi niet
wordt verkwist, opdat Heemschut nieuwe schoonheid helpt groeien. B. J. GELDER.
In een vorig nummer van Heemschutschreven wij een artikeltje over havezaten in het
algemeen in Drenthe en over de Clencke te Oosterhesselen in het bijzonder. Dat artikeltje
leende er zich minder goed toe, stil te staan bij een oud huis, dat waard is er toch enkele
momenten aandacht aan te schenken, zoowel om z'n ouderdom, als om de beteekenis die zijn
bewoners hebben gehad voor de geschiedenis van Drenthe.
Wij bedoelen „Overcinge", het landgoed van wijlen den Oud-Commissaris der Koningin in
Drenthe, Mr. J. T. LINTHORST HOMAN te Havelte.
Overcinge. 't Is wel merkwaardig, dat deze naam met een „c", noch in de koopacten, noch
in de leenbrieven voorkomt. Wel wordt hij in deze documenten genoemd, maar dan
geschreven met een „s", zooals het geval is in de uit de zestiende en zeventiende eeuw
dagteekenende leen- en koopacten, waarin sprake is van het „Hoff toe Oversingen en dat
Cotland". In de veertiende eeuw komt „Oversinghe guet" reeds als de naam van het tegen-
Februarinummer 1932.