HEEMSCHUT BESCHUT, BESCHUT HEEMSCHUT
94 HEEMSCHUT
Het bestuur van Heemschut heeft een moeilijke taak.
Niet omdat de leden oppositioneele neigingen hebben. Integendeel, het bestuur vindt dat
het van de leden eer te weinig dan te veel hoort.
Ook niet omdat ons Heem te beschutten zoo moeilijk is. Moeilijkheden zijn er om overwonnen
te worden en Heemschut's bestuur strijdt gaarne om eene overwinning te behalen.
Maar wel omdat zoo weinigen begrip hebben van het nut en het noodige van heem(be)schut.
Wanneer iemand toevallig een huis heeft gekocht, een monument en hij kan f 50.per jaar
meer huur maken door het te verbouwen (ombouwen noemt men dat tegenwoordig) en
Heemschut staat op de bres dan is die iemand en met hem de timmerman en de verver,
benevens alle hunne familieleden, buren, vrienden en kennissen vijand(en) van Heemschut.
Wat een onzin wordt gezegd, zoo'n oud huis, met zoo'n ouderwetsch'e gevel. Halsgevel
noemen die gekken dat. Daar willen wij nu een mooie pui van maken, daar kan zoo mooi
een winkel van daar kunnen nu verscheidene menschen wat aan verdienen en daar
komen die heemschutters en zitten iemand dwars: ,,'t Mos niet maggen".
Telkens komt dit voor, en telken keere weer geeft het zoo noodige optreden van Heemschut
het bestuur moeilijkheden.
En wat nog erger is, dat is het wanbegrip. Men meent dat Heemschut alleen voelt voor
wat oud is, dat Heemschut al wat oud is mooi vindt omdat het oud is en al wat nieuw is
leelijk omdat het nieuw is.
Zooals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Juist die menschen die alleen maar hun smaak
kennen, de tegenwoordige nieuwe stijl, de practische stijl, de stijl van kazerne woningen, van
massabouw, van stalen meubelen, de stijl van zich uitleven, die spreken zoo en beklagen zich
tegenover ieder die ooren heeft om te luisteren.
Wanneer iemand maar een vinger naar 't Vondelpark zou willen uitsteken, dan zal heel
Heemschut zich te weer stellen. Maar als morgen aan den dag alle straten van de z.g.
Pijp beiden Vondelpark en Pijp zijn van 't zelfde tijdperk zouden worden afgebroken,
ieder Heemschutter zou zich verheugen.
't Zit hem niet in het oude bij Heemschut en het mankeert Heemschut niet aan oog voor
de werkelijkheid. Niet alle oude huizen zijn mooi en moeten omdat ze oud zijn bewaard en
niet al wat nieuw is, is leelijk en moet afgekeurd. En als iets wat oud en mooi is móet
wijken voor de eischen van de praktijk, Heemschut berust.
Wat men, de groote men, vergeet is dat schoonheid die vernietigd wordt, weg is voor altijd.
Geld wat verloren is, kan terug verdiend worden. Maar een mooi karakteristiek gebouw,
een bosschage, een riviertje, een landschap, dorps- of stadsbeeld eenmaal vernietigd is weg.
Voor altijd weg. Ook of juist, (want wij hebben nog de herinnering) voor hen die na ons komen.
Wat vergeten wordt is dat de waarde van iets door velen eerst wordt ingezien wanneer
het verdwenen is. Hoe dikwijls bewondert men niet een foto of schilderij voorstellend een
gebouw, een stadsbeeld, een landschap en komt eerst dan tot de erkenning van de schoon
heid en betreurt het verdwijnen.
Wat eveneens vergeten wordt is, dat de wereld bestaat uit tijdperken. Wij hebben een
tijdperk gehad van eenige honderden jaren, dat ons heel veel moois op het gebied van
stedenschoon heeft gegeven. Er zijn bijna geen leelijke oude dorpen, stadjes, steden. De
natuur is altijd mooi, die van ons land bijzonderlijk. Niet overweldigend, maar prettig
stemmend. En de dorpen, de huisjes, de boerderijen, zijn jaren en jaren lang zoo geheel bij