82
HEEMSCHUT
DE RESTAURATIE DER OUDE MAASBRUG TE MAASTRICHT
Wie aan den weg timmert, heeft
veel bekijk; met welke beeld
spraak men alleen maar zeggen
wil dat een persoon of zaak,
sterk op den voorgrond ge
plaatst, noodwendig ook druk
besproken wordt.
Onze veel omstreden oude St.
Servatiusbrug vormt daarvan al
een sterk sprekend voorbeeld.
Het overwegend in mineur ge
stelde artikel van den kunst
schilder W. A. van Konijnen
burg in de „N. Rott. Cour."
van Zondagochtend 2 October
bewijst dit weer overduidelijk.
Niet alleen treedt hierin een
uitgesproken pessimisme op den
voorgrond, en laat ik er on
middellijk aan toevoegen niet
geheel zonder reden, maar het ademt een geest van wantrouwen, welke den geachten kunstenaar
twee zinsneden uit de pen doet vloeien die allerminst van puntigheid zijn gespeend. Waar de
schrijver zelfs zoover gaat met te schrijven; „Het is alsof de restauratie van dit prachtige
bouwwerk aan vandalen werd opgedragen" en „De Rijkswaterstaat die dat restauratiewerkje
wel eventjes zou opknappen, heeft geen anderen uitleg geweten dan algeheele afbraak",
ontkomt men ter nauwernood aan de gedachte, dat hiermede tot op zekere hoogte grievend
en op voorbarige wijze de staf gebroken wordt over het kunnen der autoriteiten aan wie de
uitvoering dezer restauratie werd opgedragen. Dat op dit schrijven Onmiddellijk zou worden
gereageerd lag voor de hand en even onvermijdelijk als op blikseóistraal donderslag volgt,
kraakte ook nu het wederwoord van den Hoofdingenieur-Directeur van den Rijkswaterstaat
A. A. H. W. KöNIG in de „Limburger Koerier" van den volgenden dag, waarin het schrijven
van den heer W. A. VAN KONIJNENBURG zelfs „dwaas" werd génoemd.
De slag was dus raak.
Dat menigeen die vanaf de noodbrug de werkzaamheden aanschouwt, waarbij mechanische
boor. beitel en voorhamer met nog meer soortgelijke nieuw-en ouderwetsche folterwerktuigen
de hoofdrol spelen de schrik om het hart slaat, behoeft niemand te verwonderen. Het is
«chter nu eenmaal onvermijdelijk dat aan herbouw afbraak vooraf moet gaan en dat deze
afbraak tot brugdek en standmuren werd doorgevoerd totdat de binnenzijden der bogen tot
op de pijlers bloot kwamen te liggen wordt wel gerechtvaardigd door het feit, dat vorig
jaar een der standmuren voor een groot gedeelte instortte en een toen ingesteld -nauwkeurig
onderzoek aan het licht bracht dat de overige muurgedeelten angstwekkende scheuren en
ontzettingen vertoonden.
Met dat al was de slechts ingesluimerde ongerustheid weer in sterke mate opgewekt en
bestormde menig hart een gevoel van twijfel of wel de juiste weg in deze was ingeslagen,
m.a.w. of de zoo hoog noodige samenwerking tusschen Waterstaat en Rijksbouwmeester met
het Rijksbureau voor Monumentenzorg voldoende gewaarborgd zou zijn. Juist daarom is het
van zoo groot belang, dat in het avondblad van 7 Oct. van de „N.R.Ct." het kalmeerend artikel
van den Directeur van het Rijksbureau voor Monumentenzorg de heer Dr. J. KALF verscheen,
DE ST. SERVATIUSBRUG TE MAASTRICHT
TIJDENS DE RESTAURATIE