HEEMSCHUT
59
Nu de lofzang: op „Vijverberg en Warnsborn" en „den Duno", de landgoederen van buiten
gewone beteekenis, die dit jaar eigendom werden van de vereeniging „Geldersch Landschap",
het eerste en verreweg uitgestrektste, na maandenlangen strijd met een verkavelingsmaatschappij,
het tweede als gift bij wilsbeschikking in de nalatenschap van den laatsten bezitter.
Wat een rijkdom van ongestoord bloeiende natuur op Vijverberg en Warnsborn voor
't publiek ontsloten is, kan men pas na herhaald omzwerven in deze bosschen met hun beek-
en vijvergeheimenissen te weten komen. Pas na meermalig bezoek ontvangt men en welk
een blijde verrassing in dezen tijd, waarin de op hun manier natuurliefhebbende bouw-
exploitanten de natuur letterlijk en figuurlijk „klein krijgen" een duidelijker beeld
van begrenzing van het landgoed, waar ge een groot gedeelte van den dag dwalen
kunt en verdwalen, waar ge op een gegeven oogenblik (als de zon schuilevinkje speelt)
in noordelijke richting meent te wandelen en in de verte vóór u den trein hoort gaan over
den spoorweg.. recht ten Z. van u! Is het niet heerlijk zoo te kunnen zwerven, paf te
staan bij een reuzen spar, een nieuw landschap te ontdekken, een onder hoog gras golvend
weideveld, omsloten door schilderachtige boomgroepen, doorsneden door een klein beekje,
dat zich zoo maar tot vijvertje verbreedt, waarin riet en waterplant welig tieren? Is het niet
wonderlijk vroeger geweest te zijn vlak bij en nu pas te aanschouwen twee woudbeken, die
hun weg schuren diep in den donkeren grond, al kronkelend en een oogenblik evenwijdig
gaande, totdat zij zich met elkaar vereenigen? En is het dan na die omzwervingen niet
prettig uitrusten men beschuldige mij niet van inconsequentie! onder de veranda van
„huize Warnsborn", nü pleisterplaats, die al het voorname van den vorigen tijd bewarende,
naast de deftige oprijlaan schitterende eiken en roode beuken laat bewonderen?
Heeft de wandelaar het landgoed aan z'n zuidkant verlaten, dan is hij nauwelijks een half
uur van station Oosterbeek-hoog verwijderd. Met eenig recht zou men dus Warnsborn tot
de omgeving van Oosterbeek kunnen rekenen, al is er verschil dat boven de beteekenis
van „afwisselend" uitgaat in landschapskarakter tusschen de hier bedoelde streken. Ten
opzichte van Arnhem vertegenwoordigt dit landgoed dan de noordelijkst gelegen schat van
ononderbroken boschweelde aan den rand van de ruigere, drogere en meer uniforme Veluwe,
die in breeder rythme over langzaam op- en afgaande hellingen haar onafzienbare zand- en
heidevelden gespreid heeft.
Niet genoeg kan men „Geldersch Landschap" hulde brengen voor den onwaaideerbaren
dienst aan ons en het nageslacht bewezen met deze „verovering" en Arnhem en Oosterbeek
gelukwenschen met het bezit voor eeuwig van „Warnsborn en Vijverberg".
Lezer, als ge nog niet vermoeid zijt van deze opeenvolging van critische aanmerkingen,
fulminaties, waarin de natuurbeminnaar afkeurt, bejammert, vreest, hoopt, goedkeurt, om ten
slotte zich op te maken tot een lofzang, volg dan, na Vijverberg verlaten en den Amster-
damschen weg overgestoken te hebben, den weg (een weg eigenlijk) naar 't Zuiden, over
Johannahoeve hoe lang nog ongeschonden? of (clandestienover het alweer schitterende
landgoed „Lichtenbeek" (dat den onbehoorlijken indringer de verrassing van knusse paadjes
en een weidsch vergezicht biedt) over noordelijk Oosterbeek na passeering van gemoedelijke
dorpsleelijkheid naar den fraaien „Bilderberg", naar den nóg fraaieren, maar wat kleineren
„Hemelschen berg", die overgaat in het beroemde, eertijds veel bezochte nu gesloten
„Laag-Oorsprong", met de beek van zeldzaam-intieme bekoring; ge zult dan, het grootere
„Hoog-Oorsprong" doorwandelende, alweer getroffen worden door een tafereel, zóó
majesteitelijk en imponeerend, dat men er stil van wordt enwaarom ik er maar