HEEMSCHUT
33
HET IN 1924 GERESTAUREERDE KERKGEBOUW DER NED. HERV.
GEMEENTE TE LANGWEER
Langweer, de oude hoofdplaats van de gemeetite Doniawerstal, was, zooals uit de oude
dorpsgeschiedenis blijkt, vroeger een plaats van mfeer belang dan tegenwoordig. Het had een
fraaie ligging te midden van vrij hoog opgaand boomgewas aan den kant van een meertje.
Het tegenwoordige kerkgebouw ligt aan 't eind van een langen rechten gedeeltelijk nog met
hooge boomen beplanten weg welke ons van 't Huis ter Heide naar 't dorp Langweer voert.
Omdat bij de restauratie in de fundeering meerdêre* oude kloostermoppen werden gevonden
van vrij groot formaat en deze afmetingen wezen op de 14de eeuw, meenen we daaruit te mogen
afleiden, dat er hier in dien tijd een nieuw stèenen kerkgebouw zal zijn gesticht. Uit de
geschiedenis van Friesland weten we, dat het kerkgebouw in 't jaar 1517 door de Bourgondische
troepen werd afgebrand en daarna weer hersteld. In't jaar 1595 werd 't echter afgebroken en door
een nieuw vervangen, vermoedelijk mede omdat dë kerkelijke gemeente zich zeer had uitgebreid.
In de kerkeboeken vinden we in 't jaar 1651 eert'belangrijken post vermeld besteed aan de
herstelling van den toren en in 't jaar 1683 wdtden kerk en toren wegens bouwvalligheid
afgebroken en door een nieuw gebouw vervangen. Dit gebouw heeft dus niet als zoovele
andere in deze provincie den tand des tijds gedure'tide eeuwen kunnen trotseeren. Bouwmeester
van deze nieuwe kerk was een zekere SYBREN SjOERDS.
Ook dit bouwwerk toonde, zooals ons uit de talrijke uitgaven blijkt, reeds spoedig zwaar en
veel onderhoud te vragen en ten spijt van de belangrijke bedragen hieraan besteed, moest
in het jaar 1776 ook dit kerkgebouw weer worden afgebroken en vervangen door een ander.
In 't jaar 1777 werd de thans nog bestaande kerk en toren gebouwd onder toezicht van den
grietman Jhr. FRANS JULIUS JOHAN VAN ElSINGA en in datzelfde jaar nog in gebruik genomen.
Deze grietman woonde, evenals vele van zijne voorgangers, op 't nabijgelegen Osinga State
wat even ten westen in de nabijheid van de kerk was gelegen.
Dit laatste kerkgebouw bestaat uit een langwerpige ruimte, aan de Oostzijde gesloten door
drie zijden van een achthoek. Het inwendige wordt verlicht door een achttal met een korfboog
gedekte raamopeningen, voorzien van houten ramen; in den Noord- en Zuidgevel vindt men
er vier, terwijl het koor-einde geheel gesloten is.J. In de gevels vindt men een ingang dicht
bij den westelijken de kerkruimte afsluitenden mfiur, die aan de Zuidzijde is in lateren tijd
weer dichtgemetseld, terwijl die in den Noordgevel thans nog dienst doet. Het kerkgebouw
vertoont de vormen der Louis XVI-stijl.
Boven de dubbele toegangsdeur welke bij de restauratie in 1924 geheel in eikenhout is
vernieuwd, vindt men een gepolychromeerde hojiten bovenlichtvulling, voorstellende twee
elkaar kruisende hoornen des overvloeds opgehangen aan linten en versierd met bladguirlandes.
Bij de restauratie, welke geschied is met Rijkssteunt werd het gebouw, dat door verschillende
veranderingen veel van zijn vroegere schoonheid h^d verloren en waarvan 't aanwezige fraaie
meubilair met eene verflaag was bedekt, zooveel mogelijk teruggebracht in den toestand waarin
het zich bij de ingebruikname in 1777 heeft bevonden.
De aanwezige houten ramen welke later vernieuwd waren en een te groote ruitverdeeling
bezaten, werden vervangen door nieuwe met de vroegere ruitverdeeling, waarvan de afmetingen
uit een nog in den toren aanwezig raam konden worden teruggevonden.
De kap op 't gebouw was aan vernieuwing toe èn deze werd vervangen door een nieuwe
in den oorspronkelijken vorm, terwijl 't tegen de houten graden aangebrachte gewelf in de_bij
het interieur passende kleuren werd geverfd.
V