36 HEEMSCHUT palmtakken^ en eikenloof. Op 't hart rust een gesloten boek, waarop 't lam Gods is afgebeeld. Verder is er een helm en een kraaiende haan aangebracht. Het rugstuk van den preekstoel, welke de verbinding vormt tusschen den stoel en het klankbord, is versierd met een tweetal kolommen, terwijl 't klankbord ook met snijwerk is verfraaid. De doopruimte is van het overige kerkruim afgesloten door een met snijwerk versierd doophek. In de doopruimte vindt men een tweetal verplaatsbare lezenaars staande voor enkele tegen den muur aangebrachte bankzittingen. Voor het doophek is een fraaie eiken bolpoottafel geplaatst welke dienst doet bij 't avondmaal. Vroeger vond men in deze kerk ook nog de bijbehoorende avondmaalsbanken, welke in den loop der jaren uit 't kerkruim zijn verwijderd en daarna geheel zijn verdwenen, Tegen den Noordelijken wand staat een overhuifde familiebank, waarvan de kap gedragen wordt door twee getorste kolommen, versierd met druivenranken. De zich in het kerkruim bevindende eiken mannen- en vrouwenbanken zijn zeer eenvoudig; doch 't meubilair is goed van verhouding. Na den bouw van de laatste kerk is in 1734 tegen den Westelijken wand de orgelgalerij en het zich daarop bevindende orgel aangebracht. Deze galerij rust op twee Jonische kolommen en tusschen deze kolommen vindt men de eiken toegangsdeur geflankeerd door twee overdekte zitbanken met gebogen paneelen en fraai snijwerk. Het orgel bestaat uit een groot en een klein orgel; dit laatste is gevat tusschen eenen de galerij afsluitenden wand gevormd door een met snijwerk versierd paneel waarboven een fraaie Lodewijk XVI ajour gesneden versiering. Hoewel dit gedeelte van 't meubilair een geheel ander karakter heeft dan het overige meubilair, verfraait het 't kerkruim in hooge mate en vormt 't een goed geheel. Het is een voorbeeld van de stelling dat twee werkstukken uit verschillende tijdperken toch één geheel kunnen vormen, mits in beide tijdperken van 't ontstaan kunstenaars met liefde en gevoel voor 't werkstuk dit hebben vervaardigd. Vroeger werd de stemming in dit kerkruim nog verhoogd door de aanwezigheid van ver schillende rouwborden, hier opgehangen ter herinnering aan overleden telgen van de adellijke geslachten welke hier in de nabijheid hunne woonplaatsen hadden. Onder invloed van de leus: „Vrijheid, gelijkheid en broedersch.ap" zijn ze echter in 't begin der 19de eeuw op 't bevel van 't provinciaal- en gemeentelijk bestuur verwijderd. Voor den Westelijken gevel van dit kerkgebouw verheft zich de forsche hooge toren, bekroond met een achtkante spits. De omgang op den toren is afgesloten door een ijl smeedijzeren hekwerk, wat zeker in lateren tijd is aangebracht. De toren bestaat uit drie, alle door een zandsteenen lijst afgedekte verdiepingen, versierd met hoekpilasters. De kapiteelen van deze pilasters zijn bij het onderste deel versierd met Dorische-, bij het tweede deel met Jonische- en bij 't derde deel met Corintische kapiteelen. In de muurvelden vindt meff nissen welke in den torenvoet met pilasters zijn geflankeerd welke naar voren springende korfbogen, versierd met aanzet- en sluitstukken van zandsteen dragen. In den Westgevel vindt men den toreningang. In 't tweede deel van den toren vindt men in den Noord- en den Zuidgevel een nis en in den Westgevel een houten raam, dat den uurwerk zolder verlicht. In het derde deel vindt men in eiken gevel een tweetal galmgaten, terwijl daarboven in den Noordgevel een wijzerplaat is aangebracht. Het in den toren aanwezige uurwerk dateert van ongeveer 1780, terwijl de groote luidklok in den toren in het jaar 1538 is gegoten. Ze bevat een randschrift, doch dat heeft geleden en is moeilijk te ontcijferen. De kleine klok, welke van 't jaar 1683 dateert, heeft tot opschrift: „PETRUS OVEMEY heeft mi gegoten in Leeuwarden 1683. Hersteld met dit huis Gods op Langweer door den mede- regter PECOMA en DlUS MEYLEMA als Gecommiteerden in het jaar 1683". De kerkelijke gemeente bezit een zilveren avondmaalsbeker van 't jaar 1665 en een in 1851 hierbij naar 't zelfde model vervaardigde beker en verder een schenkkan van 1821. Leeuwarden, Februari 1932. G. VEENSTRA. li

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1932 | | pagina 10