DE HOLLANDSCHE MOLEN HEEMSCHUT 25 Op den eersten Maart van dit jaar hield de Vereeniging „De Hollandsche Molen" haar Algemeene Ledenvergadering. Dit is steeds een gebeurtenis van belang in het leven der Vereeniging die zich de moeilijke taak gesteld heeft op de bre^ te staan voor het behoud van den oud- vaderlandschen windmolen. Van belang, want 4het zijn niet alleen de buitenstaanders, waarmede we bedoelen hen, die deels uit bewondering over het vernuft van ons voorgeslacht, deels uit eerbied voor de beteekenis van wat hun handen wrochtten, die dan bijeenkomen, neen uit het geheele land komen ook de molenaars in grooten getale opzetten om te ver nemen wat voor den molen is gedaan en om jte overleggen op welke wijze hij verder zal kunnen worden geholpen. Maar ook de mannen van de wetenschap treft men er aan. Van wien weliswaar verwacht mag worden, dat? zij den ouden molen onbevangen zullen bezien maar die zich, gelukkig, toch ook niet aanj'zijn bekoring hebben kunnen onttrekken. En die daarom gaarne wat hen aan kennis en vernuft ten dienste staat aanwenden om den ouden windmolen te helpen in zijn zwaren en ongqlijken strijd tegen andere krachtwerktuigen. Zwaar is die strijd. Want beziet men oppervlakkig wat zijn rivalen pretendeeren, dan is men soms tot moedeloosheid geneigd. Schouwt men dieper, dan blijkt het, dat al te groot pessimisme niet gerechtvaardigd is. Ongelijk is de kamp Want de windmolen heeft, zijn ouderdom tegen. Wie het standpunt inneemt, dat die eeuwenoude werktuigen niet^ meer passen in onzen tijd, vindt zoo gemakkelijk aanhangers. -r' Inderdaad moet worden toegegeven, dat de windmolen, hij moge door de vaderen met de hun toen ten dienste staande middelen welhaast,, tot volmaking zijn gebracht, verbetering behoeft om zich met eenige kans op succes te begeven in de worsteling met de moderne krachtwerktuigen. r, Zoo heeft hij, die vecht voor den windmolen, twee? dingen te bewijzen. Ten eerste, dat de molen, met behoud van zijn uiterlijk schoon, verbeterd kan worden; ten tweede, dat de verbeterde molen, met den niets kostenden wind als beweegkracht, een hoeveelheid arbeid kan leveren, welke die van czijn rivalen evenaart, zoo niet overtreft. Deze bewijzen zijn geleverd. Maar het is wel ontmoedigend, dat de tegenstanders zelfs niet de moeite nemen zich daarvan te vergewissen. Zelfs is tot de Vereeniging in welmeenende kortzichtigheid het verwijt gericht, dat zij in deze voor den landbouw toch reeds zoo moeilijke tijden nog altijd maar voortgaat met het behoud van de windmolens te propageerenIn dit verwijt ligt de beschuldiging opgesloten, dat „De, Hollandsche Molen", ten koste van den landbouwer, deri windmolen, in dit geval den watermolen, tracht te behouden met de weten schap, dat zulks tot diens schade is! Inderdaad van wie dit durft schrijven een laakbare onbekendheid met wat met den molen is te bereiken. In dit verband vestigen we reeds nu de aandacht op wat polderbesturen, die verbeterde windwatermolens gebruiken en die toch zeker wel als beoordeelaars kunnen worden beschouwd, daarover meenen en wier oordeel we verderop zullen meedeelen. j De hoofdschotel van de vergadering was wel de voordracht die door den heer A. J. DEKKER, molenbouwer te Leiden, werd gehouden onder den titel„De verbetering van den Hollandschen windmolen, wat bereikt is en verwacht mag worden". Het is van deze voordracht, dat we enkele indrukken willen geven. Na een historische inleiding, waarin de beteekenis die de windmolen in de cultuur-historie

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1932 | | pagina 7