HEEMSCHUT
19
DE HAVEZATE DE CLENCKE. DRENTHE
Een havezate was een aanzienlijk huis, waaraan, zooals gezegd, bepaalde voorrechten ver
bonden waren. Wilde b.v. $en ridder zitting hebben in de Staten, dan was o.a. het bezit
van een havezate noodig. Van de achttien havezaten, waren er echter slechts ter Staten
vergadering van 1790, vijf beschreven. De eigenerfden, die de meerderheid in de Staten
vormden, moesten een bepaald bezit aan goederen hebben.
Op den landdag van 22 Maart 1712 verzocht JR. CORNELIS VAN DONGEN wegens de
havezate de Clencke admissie in de Ridderschap tegen den aanstaanden landdag, welk verzoek
Ridderschap en Eigenerfden toestonden en op 21 Maart 1713 werd hij geadmitteerd. Begin
1748 overleed hij en daar hij ongehuwd was gestorven, kwam de havezate door erfenis en
scheiding aan zijn broeder JAN CASPAR VAN DONGEN, die ook kinderloos overleed en de
Clencke naliet aan z'n jongsten broer RUTGER VAN DONGEN, na wiens kinderloos overlijden
de havenzate verkocht werd aan den heer CORNELIS VAN LlESVELT en ELISABETH
CONSTANTIA VAN BERCHEYCK, terwijl Drost en Etten 5 Juni 1781, op de lotting, op
request dezer echtgenooten, gelastten, dat de door hen verzochte scheiding van tafel en bed
zou plaats vinden, volgens geteekende en gezegelde acte van 5 Mei 1781, o.a. inhoudende
dat de Clencke zou worden verkocht Op daarop gevolgde verkoop bleven koopers de
heeren Mr. G. R. W. KYMMELL, schults te Dalen en Dr. WlTSENBORG, die de Clencke
echter spoedig overdeden aan den heer HARO CASPAR VAN INN EN KNIPHUIZEN. Na diens
overlijden kwam de havezate aan den heer DERK VAN DER WlJCK-, die gehuwd was met de
dochter van HARD CASPAR, MARTINA THEODORA AGATHA.
DERK VAN DER WlJCK was in de onlusten van 1786 en 1787 een der aanvoerders der
patriotten in Drenthe, die er zijn werk van maakte, de ingezetenen om te kuipen, geheime
verstandhouding hield met Overijsselsche staatsleden en pogingen aanwendde om „een comité
yan defensie met onbepaalde macht op te richten." Daarop verklaarden de Staten van Drenthe