UIT DE GRUWELKAMER DER BOUWKUNST, 2
HEEMSCHUT
11
Nochtans heeft een oud stadsbeeld recht op leven. Het moet geëerbiedigd worden, daar en
wanneer het maar immers kan. En niet alleen te Antwerpen, maar overal. Ik zal hier niet
komen aandraven met het argument dat het toeristen en dus geld in het land brengt. Ik
wensch de kwestie op een hooger plan te brengen. En dan blijkt het dat een oud stadsbeeld,
bijna immer, schoonheid is, kunstwerk en door de eeuwen heen gegroeid tot een taal die
spreekt tot de zielen, tot het gemoed.
En, schoonheid, kunstwerk vernielen, zonder dat de levenswet het eischt, kan niets anders
dan vandalenwerk genoemd worden In Antwerpen, om tot deze stad terug te komen, wettigde
niets het bedrijf dat wij thans moeten betreuren en veroordeelen. Er was geen torenwoning
noodig op de plaats waar men ze gezet heeft. Zij hadde, het is gelijk in welke der nieuwe
woonwijken waar ruimte en afstanden nog overvloedig beschikbaar zijn, kunnen opgericht worden.
Maar, men wilde offeren aan den geest van den tijd, aan de mode. Bewaren van oude
schoonheid maakt, op dit oogenblik dat gansch de wereld gist en woelt en niets tot rust wil
komen, geen opgeld meer. Rustige, bezonkene dingen hebben geen waarde meer.
Onze tijd is een grootsche tijd, zeggen de heeren te Antwerpen. Wij moeten getuigen van onzen
durf, van onze kunde, de oude wegen zijn doodgeloopen, nieuwe banen lokken.
En met een grof en plomp gebaar hebben ze hunnen toren gezet op een plaats waar hij is
als een kaakslag aan den eeuwenouden toren van de kathedraal, aan den luister van het
verleden, aan hun bloedeigen voorzaten.
Antwerpen, Mei 1931. AMAND DE LATTIN.
Bovenstaand artikel over Antwerpen, van de hand van den Heer DE LATTIN, secretaris van
de Vereeniging Natuur- en Stedenschoon Ossenmarkt 22, Antwerpen, dus van den Vlaamschen
Heemschutter heeft de redactie van Heemschut met waardeering meenen op te nemen, omdat
het zulk een leerrijk en waarschuwend voorbeeld vormt voor de Nederlandsche steden.
Dit huis werd gebouwd te Anna Paulowna. Het plaatselijk blad vond ervan „onze Gemeente
is weder een prachtzaak rijker geworden".