4 HEEMSCHUT De oorsprong der Heerlijkheid verliest zich volkomen in de nevelen der eeuwen; volgens sommige geschiedschrijvers bestond zij reeds ten tijde van KAREL DEN GROOTE, andere daarentegen nemen aan, dat zij oorspronkelijk een deel van het graafschap Loon uitmaakte. Ligt de oorsprong van het geslacht der Heeren van HORNE alzoo geheel in het duister, ook omtrent de stichting van het kasteel is ons niets met zekerheid bekend en kunnen wij slechts steunen op overleveringen waarvan er één is, dat het behoort tot de door DRUSUS aan Maas en Rijn gestichte (50) kasteelen. Een feit is, dat HORN (Catualium) aan den ouden Romeinschen heirbaan gelegen was, die via Atuatuca Tungrorum (Tongeren) naar Noviomagum (Nijmegen) voerde, waarbij verder o.a. Castellum (Kessel) en Blariacum (Blerick) als versterkte haltepunten dienden. Hierbij dient in het oog gehouden te worden, dat de Maas destijds, door een thans nog bestaande uit gedroogde bedding, veel dichter langs he't ka'steel stroomde dan nu het geval is. In het vraagstuk in hoeverre deze oveflelvering een kern van -waarheid bevat, zullen wij ons niet verdiepen, een feit is mede dat» inv "de oude, reeds lang niet meer bestaande kerk van Horn Romeinsche gedenksteenen aan MARS en MeRCURIUS gewijd gevonden werden, zoodat in ieder geval Romeinen te Horne hebben verbleven. Overigens vertoont de geheele aanleg van het slot veel overeenkomst met andere ons door de Romeinen nagelaten sterkten waarvan o.a. de burcht te Leiden een voorbeeld is en waaraan wij bij het binnentreden van de poort onwillekeurig worden herinnerd. Zooals reeds boven vermeld, tasten wij omtrent de eerste leden van het geslacht van HORNE en hun mogelijke verwantschap met de graven van LOON volkomen in het duister, wel komen in oorkonden van het midden der Xlle eeuw de namen DE HORNIN, DE HURNEN, en zelfs DE HORNEN voor, doch het is zeer d? vraag of deze eerste van HORNE's ook werkelijk Heer van Horne geweest zijn. 2 Vaster terrein betreden wij in 1243 wanneer wij in een oorkonde lezen dat WILLEM Heer VAN HORNE zekere rechten verkrijgt van zijn leenheer, den graaf ,van LOON, terwijl vanaf het begin der XIVe eeuw de'geregelde erfopvolging der Heeren van HORNE kan worden vastgesteld. Zij waren leenphchtig aan de graven van LOON en vanaf 1361 toen dit graafschap met het bisdom Luik werd vereenigd, aan de bisschoppen van Luik. Een der merkwaardigste figuren in de geschiedenis van zijn land was wel JACOB I, Heer sedert 1450 graaf van HORNE. Wij kunnen niet over al zijn daden uitweiden, doch zeer belangrijk is het verhaal over den tocht dien Heer JACOB in 1450 naar het Heilige Land ondernam, vanwaar hij op 2 November van dat jaar terugkeerde. Hij was reeds te Jerusalem tot ridder geslagen en nu viel hem nog in December van hetzelfde jaar de hoogste waardig heid ten deel die hem verleend kon wordpn, n.1. zijn verheffing door FREDERIK III tot graaf van het Heilige Roomsche Rijk. Hij regeerde met wijs beleid zijn landen en wist ook met vasten greep het zwaard te han- tee'ren, maar als het krijgsrumoer rondom hem weder was weggestorven en hij zich, vooral na den dood van zijn echtgenoote, wedetj alleen met zichzelf in zijn burcht had teruggetrokken, hoorde hij steeds duidelijker de waarschuwende stem uit zijn binnenste opklinken: „Vanitas- vanitatum" en aan dezen- innerlijken roep gehoor gevend, deed hij op 44-jarigent leeftijd afstand van zijn bezittingen ten behoeve van zijnf 20-jarigen zoon JACOB II en trok zich als minder broeder in een klooster terug. i Beter bekend uit de vaderlandsche geschiedenis, voornamelijk door de rol die hij in den obstand der Nederlanden tegen PHILIPS, II koning van Spanje speelde, is wel PHILIPS van Montmorency graaf van Horne die op 5 Juni 1568 met zijn medestander LAMORAAL VAN

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1931 | | pagina 6