deelen tot elkaar en ieder in hun hoofdvorm en onderverdeeling. Dat is de wetenschap,
vastgelegd voor een klein deel in de oude leerboeken van PlETER COECK VAN AELST,
VAN SeRLIO, VAN SCAMOZZI. van de Tateren meer als ordeboeken bekend, doch voor
een grooter deel door het vakverband, de gilden en de opleiding der handwerkslieden,
het leerlingstelsel.
In de eeuwen dat onze oude bouwwerken gemaakt werden waren die eenvoudigen
die onbewust de monumenten tot standc brachten, hooger in aanzien dan thans. Zooals
thans het dorpschildersbaasje in zijn kèiTrig huisje wonende, meer in aanzien is dan de
stadsschildersknecht die, wanneer zijn karwei is afgeloopen, wederom wordt ingeschreven
bij de gemeentelijke arbeidsbeurs mëé^als afzonderlijke figuur de vakpatroon die door
velerlei zorgen van sociale maatregelen en 't Fordje zoodanig in beslag genomen dat
hij geen tijd heeft het gereedschap te'hanteeren, zoo was oudtijds de handwerksman
een geziene persoonlijkheid.
Men ziet het op de oude schilderijen der gildestukkeii de personen aan die daarop
zijn afgebeeld, men ontwaart het aan de grafteekenen in onze oude kerken waar het
gereedschap van het ambacht, met hht huismerk op de zerken is afgebeeld als een
heiligdom waard om te blijven leven zelfs na het aardsch bestaan. Welk electro-monteur
krijgt nu op zijn graf een fraai behakten ste'en met een combinatietang, een serie
schakelaar en een stopcontact! 4
De tijden zijn veranderd.
Materiaal, handenarbeid, vakvoorschriften.
Het materiaal is ten gronde gericht door de industrie en die industrie is bezig ons
nieuwe materialen te leveren.
De handenarbeid, het ambacht is" geknecht en verloren geraakt door de industrie,
het is niet meer noodig, het sterft af en wordt vervangen door nieuwe ambachten van
geheel andere soort.
De vakvoorschriften zijn teloor gegaan door de afschaffing der gilden, door in
voering eener internationale maateenheid, de meter, om te worden vervangen door
een ongebonden vrijheid.
Dat zijn drie factoren die de bouwkunst dezer samenleving beheerschen en waar
mede bij de herstelling van oude monumenten terdege rekening te houden is.
Wat het materiaal betreft zijn we nu al zoover dat gerestaureerd wordt met af braak.
Wat de handenarbeid betreft zijn we zoover dat de laatste werkkrachten van het
uitstervend geslacht van het platteland komen.
Wat de vakvoorschriften betreft, daar spreekt niemand over, behoudens de enkeling
die het bestaan der oude leerboeken ontdekt heeft.
Wat dit met restauratie van oude'bouwwerken te maken heeft? Wel dat nu reeds
met velerlei toegevendheid en teleurstelling de herstellingswerken gereed komen, doch
dat de moeilijkheden steeds grooter worden, zoodat men uiteindelijk en vanzelf ertoe
komen moet en toe komen zal de mónumenten niet meer te restaureeren doch ze te
laten in den staat zooals men ze aantreft en ze alleen in zooverre te herstellen, dat ze
niet tot ruïnen vergaan. "a{
Door de maatschappelijke omstandigheden dus gedrongen op den middenweg
gelegen tusschen de theoriën der groote voorgangers, tusschen de begrippen van
JOHN Ruskin die de oude kunst wenschte te dóen in schoonheid ondergaan en het
voorbeeld van VlOLLET LE DUC die zoo gaarne nieuw-oud maakte.
Door voorbeelden zal ik trachten EI van deze eigenaardige werkelijkheid te over
tuigen.