HET LEIDSCHE RAADHUISPROJECT VAN DEN ARCHITECT
W. M. DUDOK TE HILVERSUM.
p uitnoodiging van de Redactie van het „Leidsche Dagblad" schreef ondergeteekende
een spoed-oordeel over het door B. en W. van Leiden gepubliceerde ontwerp
voor het Leidsche Raadhuis met de daarbij behoorende toelichting, alles opgemaakt
door den architect W. M. ÖUDOK te Hilversum. Omdat dit voor Heemschut wel
belangwekkend is doen wij het ook hier volgen.
Voor een uiterst moeilijk werkstuk zag de architect DUDOK zich gesteld; en voor
een vraagstuk dat zoodanig in de openbare belangstelling staat dat om zoo te zeggen
iedereen zich ermede bemoeit of er een oordeel over heeft. Na den brand eerst de
debatten over de schuldvraag, de verwijten over de al of niet mogelijkheid den gevel
meer te behouden. Dan de strijdvraag over het al of niet mogelijke den gevel te
restaureeren met als kalmeerend middel: een officiéél rapport. Dan de vraag: Waar 't
nieuwe Raadhuis? Op de oude plek of elders. Adressen van vereenigingen, stemmen
uit de burgerij, met als koel-nuchtere prestatie de uitnoodiging van 't Gemeentebestuur
aan één architect. Bij al dat gestommel waarlijk een gunstig verloop! Immers, wil men
iets goeds, men ga naar één persoon in wiens kunnen men vertrouwen stelt. Naar ons
inzicht beging men op 't laatste oogenblik een fout, n.1. om dien eenen kunstenaar
dien men een opdracht gaf, waarin men dus hoopte wakker te maken de liefde voor
het geval, dien ontwerper twee dingen te vragen, een plan op de oude plaats en iets
elders. Dat was verkeerd. Eens kunstenaars liefde voor een werkstuk, is alleen verkrijg
baar, geheel en intensief, wanneer de hoop wordt gevoed dat de fantasie werkelijkheid
wordt. En wanneer die fantasie wakker is gemaakt, tot 't uiterst opgevoerd, is het
niet meer mogelijk een tweede ontwerp' te verlangen en te verkrijgen dat met dezelfde
energie en liefde wordt geschapen. Want wanneer beide ontwerpen met gelijke liefde
behandeld waren, den kunstenaar even na aan 't hart lagen, zou de keus voor hem
een loterij zijnen daarvoor is het onderwerp en het ontwerp te ernstig.
Architect DUDOK begon blijkbaar met het plan op de oude plaats en met behoud
van den ouden gevel. Het lijkt ons, nu we inzage verkregen van dit ontwerp en van
het daarbij behoorend rapport gedateerd 6 Juli 1930, overbodig nog een ontwerp en
rapport af te wachten voor een tweede project, een raadhuis-ontwerp op een andere
plaats. Immers de architect merkt in den aanvang van zijn toelichting op, dat „ook
thans nog de situatie van het oude raadhuis voor den herbouw bijzondere kwaliteiten
biedt en nog steeds een zeer geëigende ligging van het bouwwerk in het stadsplan
waarborgt
Het nieuwe project komt in'de eerste plaats hierop neer, dat de architect gepoogd
heeft den ouden gevel aan de Breestraat te behouden en daarachter een modern
bouwwerk te maken. De oude toren voor welks behoud vele plannen in werking zijn
geweest is dus niet in het plan opgenomen; als vergoeding voor hen die dezen wensch
zoo naar voren brachten is een andere toren ontworpen, waarover echter zoo straks.
Het is ondertusschen heel juist dat die oude toren niet als de Phoenix uit de assche
herrezen nieuw leven is ingeblazen want hoe schoon de oude toren was, hij was
verbrand, er was niets van over; herleving zou beteekenen een valsche antiquiteit.
Architect DlIDOK heeft zich dit voorop gezegd eminent door de eigenaardige
moeilijkheden heen geslagen. Die moeilijkheden waren drieërlei. Eerst het aanpassen
van een goeden monumentalen plattegrond aan den ouden gevel. Dat is heel goed
geslaagd. Een ordelijke verdeeling is verkregen passende op de gevelverdeeling. Achter