welke met ons in meer dan één opzicht gelijke doeleinden nastreven, de Vereemging tot
behoud van Natuurmonumenten, de Vereenigingen Hendrick de Keyser, de Hollandsche
Molen, Amstelodamum en van zoovele Commissies buiten de hoofdstad, welke, zich
specialiseerende, helpen den ontzaglijken arbeid, welke tot behoud van Holland s cultu-
reele rijkdommen valt te verrichten, over velen te verdeelen.
Ook van de zijde der gemeentebesturen en andere autoriteiten wordt in toenemende
mate in allerhanden vorm steun bij ons werk ondervonden. Ik zeg in allerhanden vorm,
want het gaat er immers maar niet alleen om ongerept te laten wat wij van het voorge
slacht hebben geërfd, maar even dikwijls is het noodig te voorkomen, dat niet iets ge
maakt worde dat tegen de wetten der aesthetica zondigt of dat men door gebrek aan
fijnen smaak aan iets nieuws, al is het in zichzelf goed, een plaats geeft waar het iets
anders, dat mooi is of interessant, hindert of er dan glans van verduistert. Het zijn voor
namelijk de besturen der kleinere gemeenten, waar het onvolprezen instituut der Schoon
heidscommissies nog geen plaats vindt ingeruimd, die ons adviesbureau den arbeid
toevoeren, welke de reden van zijn bestaan vormt, namelijk het verbeteren van bouw
plannen voor huizen en anderszins, en het aanpassen dier bouwwerken aan hunne
omgeving. Natuurlijk is het adviesbureau niet steeds in staat wat krom is recht te maken,
maar in vele gevallen weet het toch, om het zoo maar eens uit te drukken, veel ergerlijks
te voorkomen. En daar ook op dit gebied Heemschut, hoe goed ook ingespannen, onmoge
lijk het werk alleen zal afkunnen, zal het bestuur de provinciale schoonheidscommissies
en adviesbureaux altijd gaarne als strijdmakkers aan zijn zijde zien.
Ten slotte moge ik nog een derde en belangrijke categorie van medewerkers noemen:
het zijn de particuliere personen, die, ons prachtig land te voet of per fiets of auto be
reizende, nauwkeurig opmerken wat er aan heerlijks gewrocht of aan fraais bedorven
wordt en die met, vaak door verontwaardiging bevende pen, daarvan aan ons bestuur
mededeeling doen. Zij zijn onze stille medewerkers, maar toch misschien de belang
rijkste, want zij komen uit de massa en het is juist de massa die Heemschut noodig heeft
om te komen tot dien idealen toestand, waarin aan eene Vereeniging als de onze geen
behoefte meer zal zijn.
Dat zoo talloos velen dagelijks meer voor ons aller doel in beweging komen, wij
kunnen het met groote voldoening vaststellen. Zij zijn het ten slotte, die den geest der
machthebbenden zoo weten te beïnvloeden, dat een Vereeniging tot behoud van Natuur
monumenten in het achter ons liggende jaar in staat werd gesteld groote heide- en bosch
complexen ongerept voor wie na ons komen te bewaren. Aan de financieele medewerking
van zoovelen hunner is het mede te danken, dat de Vereeniging „Hendrickde Keyser"
een tiental prachtige huizen voor ondergang kon behoeden. Ook aan particuliere eige
naren, die hunne oude huizen in stijl restaureeren en aldus den levensduur daarvan met
tientallen jaren verlengen, mogen wij onzen dank niet onthouden. En vergeten wij ook
niet wat de Vereeniging „De Hollandsche Molen" en de plaatselijke vereenigingen, welke
met eenzelfde doel werkzaam zijn, alweder deden om hier en daar een fraaien molen,
noode in het landschap te missen, te behouden. Aan de Gemeente Amsterdam mogen wij
dan tevens hulde brengen, die den historischen molen „De Gooyer" voor ondergang
behoedde.
Dit alles danken wij de Heemschutgedachte, in daden omgezet. Van wat de Bond
zelve deed zal U zoo straks de Secretaris in zijn jaarverslag vertellen, ik twijfel, er niet
aan of hij zal zijn schriftelijk examen cum laude afleggen.
Ik moge slechts constateeren, dat de strijd tegen de ontsierende reclame ten platte
lande gelukkig grootendeels is gewonnen, omdat het landelijk deel der gemeenten onder