DE IEPEN IN DE HOOFDSTAD.
Er zijn voor steden en wegenbeplanting waarschijnlijk nergens zooveel iepen
in gebruik als in Nederland en het is dan ook te begrijpen, dat een ieder met
belangstelling de artikelen leest, welke geregeld in de dagbladen verschijnen over de
verwoesting door de iepenziekte aangericht. Met schrik vernam men, dat de ziekte
besmettelijk was en dat er van verschillende zijden op werd aangedrongen alle ver
dachte exemplaren onverbiddelijk weg te hakken. Dit nu is wel een probaat middel
om van alle zieke boomen af te komen, maar het zou tevens een paardenmiddel zijn.
Lang niet alle zieke boomen lijden aan de zoo „gevreesde" iepenziekte en ook zijn
niet alle zieke boomen ten doode opgeschreven. Vele blijken zich, na een doeltreffende
snoeiing, weer geheel te herstellen. Dat de toestand gelukkig nog niet zoo hopeloos
is om het omkappen der boomen op zoo groote schaal te rechtvaardigen, bewijst wel
de sterfte aan iepenziekte onder de Amsterdamsche boomen. Er zijn daar ruim 40.000
straatboomen, waaronder 26.000 iepen. Hiervan sterven aan de iepenziekte slechts 250,
terwijl 400 een andere doodsoorzaak hebben. Als andere oorzaken kunnen b.v. genoemd
worden: hoog grondwater, gas, storm en vooral ook het vele hakken aan de wortels
ten behoeve van het leggen van kabels of buizen.
Van het bovengenoemde aantal slachtoffers der iepenziekte is echter niet met
zekerheid te zeggen, dat zij inderdaad daaraan gestorven zijn. Hetzelfde als voor de
andere doodsoorzaken geldt ook voor de iepenziekteverschijnselen. Vele verdachte
boomen welke dus opgeruimd zouden moeten worden blijken later, na onderhanden
te zijn genomen, weer geheel te herstellen, daar zij waarschijnlijk aan een andere
ziekte hebben geleden. De practijk heeft uitgewezen, dat de iepenziekte in Amsterdam
lang niet zoo hevig heerscht als b.v. in België en Noord-Brabant en ook wel in Rotterdam.
Natuurlijk moeten allen medewerken aan alles, wat de bestrijding der ziekte
mogelijk maakt, maar het opruimen van alle „verdachte" boomen is niet te rechtvaardigen.
We mogen vooral niet vergaten,-dat de iep dikwijls geplant wordt op zeer ongunstige
plaatsen, waar andere soorten absoluut niet zouden kunnen groeien, zoodat wij niet
verwonderd moeten zijn, wanneer daar ook wel eens iepen sterven.
J. R. Koning.