Harlingen. b.b. consent op de gerechte helfte doorgaens van sekere dwarshuysinge met een ledige plaats ten Oosten staande binnen dese stad en ten dele beklempt sijnde in de huysinge der de ijseren man Uthangt, voor desen bij pijter MINNES LOENEN gehoogt hebbende' Burgemeester BONTEKOE en WOBBE TjAERDS Weduw ende GOSSE JANSENten suijden, t huys de ijseren man voorschreven, ten Westen Oude HENDRICK MESMAKERS gewesene huysinge neffens SYRK feddes Weduwe ten Noorden, vrij van groridpagt voorts met servitut en de gerechtigheden daartoe behoorende, deselve alsoo in copie bekomen van TjALLINGH RUSTICUS—WYTSCHIPPER voor de somma van driehondert Car.gls van XX st. t stuk to betalen volgens koopbrief." Hieruit blijkt dat TjERK HlDDES dus alleen de achterste helft van het zich thans nog aan de Voorstraat bevindende pand, gelegen en uitgang hebbende aan de Katrug, in zijn bezit heeft gehad. Uit het tegenwoordige pand blijkt nog duidelijk dat het vroeger in tweeën bewoond is geweest. In de Friesche Volksalmanak van 1869 komt een afschrift voor van de inventaris van den boedel van den Luitenant-Admiraal TjERK HlDDES DE VRIES te Harlingen, opgemaakt den 2den Januari 1667. Uit deze inventaris blijkt, dat er zich in dit huis de volgende vertrekken hebben bevonden: een tweetal voorkamers, een binnenkamer, een keuken, een ruimte genaamd de mouterij en een zolder. Onder de -lasten komt in deze inventaris voor ,,de huishuier beneffens 't pachuys ten bedrage van 215 car.gls." Hieruit blijkt dat TjERK HlDDES DE VRIES dus het pakhuis staande aan de Noorderhaven en de Katrug in huur heeft gehad. Onder de baten wordt genoemd „een sekere halve dwarshuysinge staende en gelegen binnen deser steede aen, en ten deele beclemt in de huysinge daer de Iseren man uithangt". Dit betreft dus het hier boven genoemde woonhuis aan de Katrug. De steeg, de Katrug, zal, waar hierin iemand als TjERK HlDDES heeft gewoond, toen ter tijde van meer belang geweest zijn dan thans het geval is. Het pand aan de Voorstraat, in dezelfde periode gebouwd als de gevel aan de Noorderhaven, is opgetrokken van .donkerrood genuanceerde Friesche steen, terwijl de zijgevel is opgetrokken van gele Friesche steen. In de gevel aan de Voorstraat zijn de kruiskozijnen verdwenen en deze hebben plaats moeten maken voor 19deeeuwsche kozijnen met ramen. Voor 1928 was er een 19de eeuwsche winkelpui aangebracht. In het genoemde jaar heeft de eigenaar, de Firma STRAK ZOON -het ondergedeelte laten verbouwen. Er is toen onder de gevel een nieuwe pui aangebracht, die jammer genoeg het geheel schaadt. Door de plaatselijke Monumentencommissie zijn B. en W. dezer stad gewezen op de onjuiste verhoudingen van de in deze gevel aanwezige kozijnen op de eerste verdieping. Het stadsbestuur heeft de eigenares in overweging gegeven dit, in verband mët het advies der genoemde commissie, te wijzigen. Helaas heeft dit geen succes opgeleverd. Over het algemeen blijken vele inwoners van Harlingen de waarde van dergelijke oude gevels nog niet voldoende te beseffen. Bij een volledige herstelling zou deze gevel, uit een reclame-oogpunt, met een goed daarbij passende pui, groote waarde hebben gehad. Ware dit geschied .dan zou de stad een merkwaardig stadsbeeld rijker geworden zijn. Misschien geeft het Bestuur van de Vereeniging „Hendrick de Keyser", nu ze het pand aan de Noorderhaven in haar bezit gekregen heeft, aan de Harlingers eens een goed voorbeeld? Leeuwarden Mei 1930. G. J. VEENSTRA, Architect.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1930 | | pagina 12