baksteenvulling en de massieve muren zijn van lateren datum. De helder-witte kozijnen
en de ramen steken scherp af tegen de donkere muurvlakken. De topgevel is bekleed
met gevlochten heidekruid, enkel door een luik onderbroken. Primitief, niet in overeen
stemming met de eischen van dezen tijd alles waar, alles goed en wel, maar welk
een intimiteit gaat er uit van dit huis Hoe past het geheel in het landschap.
Stel daartegenover de boerderij van plaat 4. Kaal en plomp staat zij daar. Zie
eens naar die groote inrijdeuren in den voorgevel, hoe zij het geheel verstoren. Hier
is de rust gebroken, hier is de harmonie verstoord.
Plaat 5, een Noord-Brabantsche boerderij van het langgeveltype. Evenals die van
plaat 1 heeft zij een gerekten vorm, doch ze is minder soepel van lijn. Toch is zij
goed van vorm, eenvoudig van uitvoering. Opzettelijke, gewilde versiering ontbreekt
ook hier geheel. De dakbedekking is gedeeltelijk van stroo, gedeeltelijk van pannen,
karakteristiek voor die streek. De hoofddeur bevindt zich in den zijgevel, eveneens
vinden we daar de ramen met de kleine ruitjes; dit in tegenstelling met de boerderij
van plaat 1, maar beide toch volkomen in harmonie met de omgeving.
En nu tenslotte plaat 6. We behoeven er weinig van te zeggen. Een vergelijking
met de voorgaande plaat doet zonder meer uitkomen, hoe in dezen bouw de landelijke
sfeer wordt gemist. Hoe alle bevalligheid ontbreekt. Stijf en stuntelig, voelt ze zich
niet thuis in het landschap, verstoort ze de omgeving, vernietigt ze de rust.
Is nu de conclusie van dit alles, dat klakkeloos moet worden nagebouwd, wat ons
van vroegere eeuwen werd overgeleverd? Moet alle vooruitgang geremd worden tot
stilstand toe? Moeten de eischen van den nieuwen tijd onvervuld blijven? Moet de
boer zich tevreden stellen met hetgeen toch inderdaad primitief en voor onze dagen
ondoelmatig is? Mag ook de welvaart van den landbouwer zich niet uiten in zijn huis?
Zoo luidt de conclusie natuurlijk niet.
Ongetwijfeld mag en moet naar nieuwe-vormen worden gezocht. Ongetwijfeld
moet gerekend worden met de eischen vanden tijd. Maar men verwerpe van het
goede oude niet hooghartig, wat behouden kan worden, zonder het door het betere
te kunnen vervangen. En vooral: men doordringe zich van de gedachte, dat een
boerderij een landelijk huis behoort te zijn.'iSlechts wiens ziel openstaat voor de
schoonheid en diepe rust van de landelijke omgeving, zal een mooie boerderij kunnen
bouwen* En men bedenke, dat boerderijen bedrijfsgebouwen zijn en dat zij zich daarvoor
niet hebben te schamen. Dan zal waarheid, eenvoud en schoonheid het kenmerk zijn
ook van de nieuwe boerenhuizen.
H. J. VAN HOUTEN, Rijkslandbouwarchitect.
HET KASTEEL VAN HOENSBROEK.
Op de vraag wanneer voor het eerst het kasteel der Heeren „HOEN" gebouwd is,
moeten wij het antwoord schuldig blijven, omdat deze gebeurtenis zich verliest in
de nevelen der grijze middeleeuwen Waar echter reeds in de laatste helft der 12e
eeuw machtige Heeren VAN HOEN TZO BROECK, blijkens nog bestaande oorkonden
voorkomen, daar kan het aan geen redelijken twijfel onderhevig zijn, of deze moeten
dan ook in het centrum hunner bezittingen een versterkte huizinge bezeten hebben,
zoodat wij dus gerust kunnen aannemen, dat reeds vóór 7 eeuwen een slot Hoens-
broeck bestond.
Daar dit alleroudste huis aan menige belegering gedurende de tallooze oorlogen
en woelingen dier tijden het hoofd heeft moeten bieden, kan het ons geen verwondering
baren, dat het ten slotte verwoest of onbewoonbaar geworden is.