trachtte te voldoen, zonder dit behoorlijk te kunnen, echter tot volle tevredenheid van de niet-gecultiveerde smaak- van zijn principaal. Daar kwam nog iets bij. De eigenaar van zulke foei-leelijke gebouwen was er danig trotsch op en dus mochten er niet veel boomen bij het huis geplant worden. Ieder moest al uit de verte de „schoonheid" van zijn boerderij kunnen bewonderen. En zoo stond zijn huis daar dan, naakt en plomp en onbescheiden, een demonstratie van de wijze, waarop het natuurschoon niet behouden, maar verstoord kan worden. De lof, waarmee we spraken over oude boerderijen, mag niet de meening doen post vatten, dat alle min of meer oorspronkelijke boerderijvormen in het landschap zouden passen. Zoo zijn de boerderijen in de veenkoloniën over het algemeen eentonig en leelijk. Maar de veenkoloniën zijn dan ook betrekkelijk nieuwe landbouwstreken- In de nabijheid der groote steden zijn de werkelijk mooie boerenhuizen zoo goed als gehéél verdwenen. Een stad is een organisme, dat blijkbaar in zijn omgeving geen ware landelijkheid duldtzij drukt haar stempel op alles, tot ver buiten haar grenzen. Ook heeft zij de boerderijen aangerand en er tweeslachtige gebouwen van gemaakt; niet meer landelijk in vollen zin en niet steedsch; diepere eenheid ontbreekt. En ook langs de groote hoofdwegen met druk verkeer zijn de meeste mooie oude boerderijen verdwenen; gemoderniseerd, noemt men dat. Maar ook verfraaid? Wie de groote rust van een boerenhuis in harmonie met zijn omgeving wil kennen, verlate de hoofdwegen. Langs de eenvoudige zijwegen, waar niet het drukke moderne verkeer langs raast, waar het leven nog iets van de oude rustigheid en eenvoudigheid heeft bewaard, daar zijn ze nog te vinden. Gaande langs die oude, schilderachtige, bochtige landwegen, daar ontdekken we ze ineens, van die oude nederzettingen van eeuwen her. Niet, dat we direct de gebouwen ontwaren! O neen, die zijn bescheiden verscholen tusschen hoog opgaand geboomte en struikgewas. Inderdaad, schilderachtig liggen ze daar. Geen uniformiteit, niet netjes in 't gelid gebouwdaan e°en rooilijn behoefden de bouwers zich nog niet te storen, dwingende bepalingen voor den bouw bestonden .niet of weinig. En tochorde, rust. In de oude gehuchten en buurtschappen staan de huizen zonder vooropgezet bouwplanieder bouwde daar waar het hem het best uitkwam, zóó, als hij het wenschte en alweer: ondanks dat gemis aan stelselmatigheid: orde en rust, door een instinctief gevoel voor harmonie. Wel ongedwongenheid, geen bandeloosheid. Afb. 3. Afb. 4.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1930 | | pagina 5