Recht tegenover de koetspoort aan de overzijde van dit plein bevindt zich, eenigszins verhoogd, een breede gewelfde galerij ondersteund door zes Toscaansche zuilen. In het midden van deze galerij bevindt zich de ingang naar de kapel, terwijl men rechts de trap naar de middenverdiepingen en de gang naar den ronden toren aantreft. Volgens overlevering werden de boosdoeners in deze galerij berecht en werden zij daarna in de gang geleid om hun vonnis door den Griffier te hooren voorlezen; het publiek werd bij die gelegenheden tot het binnenplein toegelaten. Daar wij deze beschrijving niet te veel kunnen uitbreiden, zij alléén nog aangestipt dat de fundamenten van het kasteel uiterst solide zijn en vooral de kelderkeuken forsch overwelfd, in het midden gesteund door twee zuilen door haar schoone inrichting onze verbazing opwekt. Toch, wanneer men de verschillende verdiepingen van het kasteel met eenige belangstelling heeft nagegaan en vervolgens zijn aandacht heeft willen wijden aan kap, dak en muurwerk, waar men tot in de uiterste hoeken niets onvoltooids, maar overal het solide met het sierlijke vereenigd ziet, stelt men zichzelf onwillekeurig de vraag: Wat mag dit heerlijk bouwwerk wel gekost hebben? Helaas, slechts korten tijd na de voltooiing van den westelijken vleugel zou het luisterrijk bestaan van het kasteel zijn hoogtepunt bereikt hebben. Tegen het einde der 18e eeuw werd Hoensbroeck door den eigenaar, die zich blijvend op zijn kasteel Haag bij Geldern vestigde, verlaten en werd het grootsche bouwwerk, dat in 1820 vervolgens geheel werd ontruimd, aan een langzaam verval prijsgegeven. Geen wonder dat thans het houtwerk grootendeels vermolmd is, de beschilderde behangsels uit zijde, doek of goudleer bestaande, hier en daar met geweld werden afgerukt en dat alles wat vervoerbaar was werd overgebracht naar het slot Haag of verkocht? Het marmer der kostbare haardsteden, het gebeeldhouwd loofwerk der eikenhouten trappen, deuren en vloeren werd uitgehakt of op andere vernielende wijze van zijn schoonheid beroofd. Vooral de groote danszaal in de benedenverdieping, waarvan de kunstig ingelegde parketvloer gedeeltelijk is uitgebroken en het plafond aan flarden omlaag hangt, vertoont den uiterlijken stempel van verval wel het meest aangrijpend. Een bekend spreekwoord luidt: Wanneer de nood het hoogst gestegen is, is de redding het meest nabij. Ook hier zal dit bemoedigend gezegde geen ijdele hoop behoeven te wekken; voor verder verval zal het slot worden behoed. Het trotsche kasteel hetwelk gedurende 7 eeuwen bezitting en residentie der grafelijke familie VAN HOENSBROECK uitmaakte, werd door zijn laatsten eigenaar PAUL CAJUS Graaf VAN HOENSBROECK publiek verkocht en ging in eigendom over aan de Vereeniging Ave Rex Christe welke Vereeniging zich ten doel stelt, de zedelijke, sociale en economische belangen van de arbeidersbevolking in de mijnstreek naar Christelijke beginselen te bevorderen. Deze vereeniging gevestigd te Hoensbroek zag haar Statuten bij Kon. Besluit van 8 April 1927 goedgekeurd en zal met steun van Rijk, Provincie en Gemeente, welke steun inderdaad in beginsel werd toegezegd doch nog niet definitief is vastgesteld, alles in het werk stellen om het kasteel tot zijn vroegeren luister terug te brengen. Het bestuur der vereeniging zat inmiddels niet stil en nu reeds zijn de slotgrachten en het omliggend terrein, die tot een wildernis vergroeid waren, volkomen gezuiverd en kregen de daken van het kasteel een goede beurt om het gebouw voor inregenen te vrijwaren. Het is echter duidelijk dat nog heel veel geld noodig zal zijn om het schromelijk verwaarloosde gebouw in een staat te brengen die eenigszins aan het gestelde doel beantwoord. Is men eenmaal zoover gevorderd dat het, al is het voorloopig, slechts gedeeltelijk in gebruik kan worden genomen, dan zullen er de kantoren der vereeniging in geves tigd worden terwijl er ook een museum zal worden ingericht van voorwerpen en bescheiden die op kasteel en geslacht Hoensbroeck in het oude Limburgsche verleden betrekking hebben. Verder zal het gebouw dienstbaar worden gemaakt aan het doel hetwelk de vereeniging zich ten dienste en ten nutte der arbeidersbevolking in de mijnstreek voor oogen stelt en zal hiermede een schoon historisch bouwwerk, dat gedoemd scheen langzaam doch zeker tot een ruïne te verworden, voor het nageslacht bewaard blijven. Maastricht. W. F. H. DE HAAN.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1930 | | pagina 10