ik vandaag voor 't eerst begroet. Ik volg lange lanen, niet wetende, waar ze mij
voeren zullen. Ik dwaal rond, meen op een eerder gezien punt uit te komen, vergis
mij, ga verder, zoek naar den vijver van de „Vijverberg", die ik niet kan vinden en
verdwaal werkelijk even: onverwachts sta ik weer op een punt van uitgang. Ik moet
de zon vragen om mijn „gedesoriënteerd" oriënteeringsvermogen te hulp te komen
En terwijl ik, na mij aan de genade van een nieuw weggetje overgeleverd te hebben,
begin te vreezen de vijver niet te kunnen vinden, sta ik er plotseling vlak voor! Nu
is het zoeken naar een bekoorlijk sparrenlaantje, waarvan ik een vage herinnering
behouden had: maar het sparrelaantje is een dennelaantje, en nog bekoorlijker, dan ik
mij voorgesteld had. Die dennen in hun opulentie zijn als die onwaarschijnlijk dikke
kerstboomen op een oud Duitsch plaatje.
Vijverberg draagt z'n naam met eere: vijvers zijn er tusschen de zwaar begroeide
hoogten en schilderachtig ligt er een tusschen de boomen. Kleine beekjes, soms zich
vernauwend tot spleten, hebben zich een weg naar den vijver uitgesneden in den
hobbeligen boschgrondhier en daar zijn er bassins. En ziet, overal treffen U teekenen
van verwaarloozingeen ingezakte bank op Warnsborn, omvergewaaide boomen, die
men niet opruimde, een vermolmd houten hek, bruggetjes met gebroken planken,
gaande over een uitgedroogd beekje: van een doode eik ligt de schors onder aan
de stam.
Eindelijk kom ik onder het gebladerte vandaan en zal de hoogte beklimmen, waar
een paviljoentje ligt. Deze verhevenheid en de opening in 't bosch geven gelegenheid
voor 't genieten van een klein panorama over de omgeving, die één stuk groen, maar
zeer gevariëerd in vorm en kleur, is. Links en achter wordt het uitzicht gesloten door
schoone boomgroepen: het reeds door de eerste herfsttinten gekleurde blad der dicht
op elkaar staande beuken gaat over in 't donkere loof van stoere sparren en dennen.
En overal in 't rond is de bodem bekleed met het ondoordringbare kleinere hout, dat
alleen aan de dalende laantjes ruimte laat. En het doet goed zich van de weldadige
rust dezer sterke natuur te laten doordringen. Alleen dof motorgebrom verraadt de
nabijheid van den ontelbare malen gezienen Amsterdamschen weg, dat geluid van op
betonvloer voortjagende benzinewagens, dat als een hinderlijke dissonant in de harmonie
van vrede en stilte doorklinkt en contrastverscherpend werkt.
Eenige morgenuren zijn met dit bezoek voorbijgegaan en zoo verlaat ik 't bosch,
meenemend een diepen indruk van de rijkdom en beteekenis dezer natuur, van de
werkelijkheid dezer slechts vaag en te klein geschatte uitgestrektheid boschland, van
het karaktervolle, dat Warnsborn en Vijverberg kenmerkt in de reeks bosschen, die
Gelderlands hoofdstad als haar omgeving kan aanwijzen.
Warnsborn! Had de klank van dezen overbekenden naam vroeger ooit zooveel
schoons in de verbeelding kunnen tooveren? Had zij m'n Arnhemsche ooren ooit kunnen
spitsen in de verwachting van iets van deze beteekenis?
En dit kostelijk brok Veluwezoom wordt ook al bedreigd? Moet zijn lot ook al
afhangen van het koude ducatenspel van Mercurius? Ziet de expansieve moderne
geest hier ook al gelegenheid voor villabouwstel U voor 't bekoorlijke sprookje
der toekomst:... „en tusschen 't donkere loof van Warnsborn ligt lieflijk verscholen
eenstemmige autogaragede dansmuziek der radio klinkt alomme.
Kunt ge U voorstellen, dat menschenoogen deze pracht met winst berekenende
blikken aanzien? Kunt ge verdragen, dat eens dit land in stukjes verdeeld wordt?
Moest de Volksvertegenwoordiging niet unaniem de credieten stemmen om een
natuurpark als dit het eeuwig bezit te doen worden van de gemeenschap? Moeten