HEEMSCHUT, WAAKT,...
NIEUWE BEDREIGING VAN NATUURSCHOON BIJ ARNHEM.
Een aangename taak is het niet, over mooie dingen te schrijven, als in het betoog
naast gevoelens van bewondering ook die van bezorgdheid over mogelijke ver
dwijning ervan uitgedrukt moeten worden. Zoo komt in de beschrijving de sombere
klank eener lijkrede of de beangstigende toon van de „op het ergste" voorbereidende
waarschuwing van den arts bij een zware ziekte.
In de weinige jaren van z'n verschijning is in dit tijdschrift reeds vele malen de
„brandklok" geluid bij dreigende schoonheidsvernielingde roeping van den bond
Heemschut eischte dit en zal het aldoor blijven eischen; want het landschap, dat
Heemschut beschermen wil, het stadsschoon, uit ouden tijd gebleven of bestaande,
dat Heemschut onaangetast handhaven wil, bosch en plant, die Heemschut behoeden
wil tegen het kort aangebonden, jagende 'monster Verkeer, dit alles, dat samen uitmaakt
de karakteristieke schoonheid van ons land, wordt voortdurend in z'n ideëel bestaan
belaagd door een beschaving, die in haar ontwikkeling naar buiten gekenmerkt wordt
door vergrooting van plaats voor menschelijken arbeid en vermeerdering van snelheid
met als dominant: het nuttigheidsprincipe. Wordt dit doorgevoerd in eng-materiëelen
zin, dan ziet de doorsnee-mensch, geconcentreerd als hij is op den strijd in de materie en om
de materie, in de natuur, voorzoover deze hem daarbij niet helpen kan, niet in de eerste
plaats een zaak van' hoog belang, wier schoonheid gehandhaafd moet blijven, maar een
zaak, die, als ze hem voorkomt als een hinderpaal op z'n weg, onverbiddellijk wijken móet.
Eeuwen duurt reeds het proces, en het lijkt, of het zich in den laatsten tijd in
versnellende beweging ontwikkelt in steeds dezelfde richting. Drong de mensch niet
steeds de natuur terug? Onmetelijk waren eens de oerwouden en ondoordringbaar,
maar langzaam drong de mensch erdoor, bedwong het dierenrijk. De wouden werden
bosschen en altijd weer werden bosschen gekapt en die dikwijls niet noodzakelijke
afslachting veroorzaakte wel eens onvoorziene rampen. De gewone menschheid kwam
echter niet in verzet tegen deze gang van zaken. Een bosch meer of minder, er was zooveel.
Dichters echter lieten wel eens een kreet van woede hooren bij schoonheidsaanranding
La FONTAINE zag met smart het kappen der boomen, voor hem wezens met gevoel;
RONSARD luchtte zijn verontwaardiging in een beroemd geworden gedicht; PlERRE LOTI
bejammerde de verdwijning van een maagdelijk woud en de onherstelbare ontsiering
door smakelooze bebouwing van eertijds heerlijk-eenzame stranden van Z.W. Frankrijk.
Als de mensch bouwt in steen, waar veld en groen waren, en zijn verkeerstuig
in immer grooter getale over de wegen gooit, dan wijkt de natuur verder terug en
wordt de Aarde één' groote menschenwerkplaats.
Het probleem, zóó lang aan de orde reeds, is zóó dringend geworden en van
zulk een draagwijdte, dat het waard is, door de grootste geesten bestudeerd te worden.
Bemoedigend is intusschen het georganiseerd verzet geboren uit het besef wat bij
schoonheidsvernieling op het spel staat. De mensch, deel der natuur, kan toch niet worden
meester der natuur. Deze waan, volgend op een reeds al te groote kunstmatigheid, zou
als iedere hoogmoed, en hier als grootste hoogmoed, komen voor den.... diepsten val.
Groeiende aandacht is er voor bescherming van natuurschoonin 't buitenland bestaat
b.v. een „Arbor day" of organiseert men een „Fête de 1'Arbre" en in ons land werkt
een „Vereen, van Boomplantdagen", blijkens het artikel van den heer J. R. KONING
in 't Augustus-Septembernummer van Heemschut, niet alleen aanbescherming en
vermeerdering van 't natuurschoon mee, maar heeft ook opvoedkundige tendenz.