'tït.A. eerst-aanwezend ingenieur. Zóó officiëel dat ik haast geneigd was het oude militaire pak en de sigaren-kistjes aan te trekken, waarvan ik in een mijner verhalen verteld heb, en die nog berusten op de Stadhuiszolders. Zelfs ben ik in staat'de aanwijzingen te contróleeren in het Gemeente-archief en het stuk is 20 folio-vellen of 40 groote vellen in omvang. Maar wat hèbt ge eraan, indien ge niet op de hoogte zijt van den plaatselijken toestand? Met kaarten kan ik het toelichten, maar dan blijft het toch zoo ijselijk droog. Ik voor mij heb, en dat nog wel onder leiding van een generaal, mijn nu helaas reeds overleden vriend A. N. J. FABIUS, van wien het me weinig kon schelen, dat hij zoo hoog in de wapens, maar wel dat hij een letterkundige was, en zoo echt eens dwepen kon, ik heb met hem zijn geliefd Naarden bezocht en er hart voor gekregen. Maar als ik nu daarvan een verslag moest uitbrengen, dan zou ik geen raad weten omtrent die wallen en al wat daarmee in verband staat, hoe heerlijk ook dat Naarden in .mijn herinnering is bewaard gebleven, en hoe ik wat hij mij heeft laten zien, als iets moois in mijn herinnering bewaard heb. Maar vooruit dan Reeds in 1321 is er sprake van Poorters ten Briel, wat nog volstrekt niet wil zeggen, dat het een vesting was! In 1330 spreekt een privilegie van „binnen der poort van den Briel". Maar, en dit vind ik eigenaardigeiin 1418 is er sprake van houten verdedigingswerken (vesten, heet het), die in tijd van nood afgebroken werden om er vuurbakens van te maken. Wat waren de lui in dien tijd practisch! Maar in DE WALLEN VAN DEN BRIEL. DAAR IS MET BELEID IETS SCHOONS VAN TE MAKEN; DIE KIST KAN DAN WEL WEG

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 7