„De Eenhoorn" is door zijn nieuwe en naar wij hopen laatste eigenares ten koste van groote bedragen uit den staat van verval, waarin hij was geraakt, opgehaald en is het thans weder een lust hem te bezoeken. In orde gemaakt is weder zijn vernuftig gaande werk, waar noodig hersteld zijn geteerde romp. Op uiterst gelukkige wijze is hij met een kwast wit, groen en rood „zaansch opgemaakt". Sierlijk verheft zich de de makelaar op de molenkap en wijst de eenhoorn-windwijzer weder den molenaar de windrichting. Proficiat! Vereeniging „De Hollandsche Molen!" Het redden van dezen ouden werker is een Uwer schoonste daden. C. Visser. BOEKBESPREKING. Van het Uitgeversbedrijf „De Spieghel" ontvingen wij ter bespreking „Onze Hollandsche Molen" Deel II door C. VISSER, A. TEN BRUGGENCATE en J. SCHREGARDUS. Zooals de schrijvers in de voorrede opmerken, heeft de welwillende ontvangst, die het eerste deel van „Onze Hollandsche Molen" ten deel viel, hen doen besluiten reeds na drie jaren het eerste deel door een tweede te laten volgen. Zonder zich aan een bepaald systeem te binden, dragen de schrijvers er ieder voor zich, toe bij den lezer een reeks artikelen op een aangename, smakelijke wijze aan te bieden. Men leest er, dat niet alle molens, windmolens zijn, doch dat ook nog ros- en watermolens bestaan, wat men bijkans vergeten zou. Men leest er, dat een molen „bloote beenen" kan hebben, dat hij „hakscheef", „in rouw" of „in vreugde" kan zijn. Ook leest men er van de meest onlogische molennamen, en van de eerbied- afdwingeride technische verrichtingen van de molenmakers onder onze voorvaderen, die met de meest eenvoudige hulpmiddelen en materialen, de meest vernuftige werk tuigen bedachten en maakten. Een geheel artikel is gewijd aan „JAN ADRIAANSZ LEEGHWATER en de droog makerijen der 17de eeuw". Hieruit blijkt, dat bij hem vernuft en praktijk in één persoon vereenigd waren, dat hij het werk deed en dat de hoogmogenden wel met de eer genoegen wilden nemen. Het boekje wordt besloten met een molenrevue. Tal van fraaie foto's uit binnen- en buitenland doen zien, dat niet alle windmolens als de Hollandsche zijn. Naast vele anderen vindt men afbeeldingen van een raadselachtigen Bulgaarschen molen en van een molen uit „La Mancha", waartegen CERVANTE's DON QUICHOTTE met zijn trouwen schildknaap gevochten zou kunnen hebben. Deze molenpraatjes vormen een zeer aantrekkelijk geheel, dat bij velen ongetwijfeld de misschien verflauwende belangstelling in de molens zal doen herleven, en hen aan zal sporen niet als „DON QUICHOTTE" tegen de windmolens, doch vóór de wind molens te vechten. We besluiten met den wensch, dat het boekje zijn weg zal vinden en een steentje bij zal dragen tot het opbouwen der beweging, die het afbreken der molens tegengaat. C. D. V. R.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 10