De middenpartij bestaat uit een geblokt gelijkvloers, waarin zich ^eveneens een koetspoort bevindt; een in 1860 aangebracht ijzeren balkon beslaat de geheelebreedte, terwijl een driehoekig fronton de bekroning vormt. Een leien dék met gebroken kap dekt het huis; de achtergevels vertoonen nog in menig fragment de overblijfselen der in de 17e eeuw gekochte gebouwen. Het ligt voor de hand, dat het inwendige van het gebouw, gezien de herhaalde op zich zelf staande feitelijk zonder systeem uitgevoerde verbouwingen niet veel schoons biedt. Alleen de voorgevel met zijn twee inrijpoorten en ruim veertig in Naamschen steen gevatte hooge vensters maakt een hoewel soberen, toch grobtschen indruk. In de vestibule ziet men twee marmeren beelden van vrouwenfiguren, terwijl sedert het bezoek der Koninklijke familie aan Maastricht in October 1925 een zevental uit Mauritshuis en Rijksmuseum in bruikleen ontvangen schilderijen de wanden der logeervertrekken sieren. Het gebouw dient thans tot ambtswoning van den Commissaris der Koningin in Limburg en tot hotel voor de leden van het vorstelijk huis tijdens hun bezoeken aan Maastricht. In het zuidelijk gedeelte van het gebouw zijn de bureaux der Provinciale Griffie ondergebracht. Zooals bovenaangehaald zal het binnenkort worden afgebroken, welk lot ook nog een drietal huizen ter linkerzijde zullen deelen en zal ter- plaatse een nieuw in alle opzichten waardig paleis verrijzen, waarvan de frontbreedte zich over niet minder dan tachtig Meter zal uitstrekken. DE VOORMALIGE AUGUSTIJNENKERK. Tot een der allerschoonste gevels welke in zoo grooten getale de oude stad Maastricht sieren, moet ongetwijfeld die der voormalige Augustijnenkerk gerekend worden. Zij is de eenige die, na langen tijd aan haar bestemming onttrokken te zijn geweest, eindelijk weder tot bedehuis werd gewijd en thans als parochiekerk van St. Jozef in eere is hersteld. Met den bouw werd in 1609 een aanvang gemaakt, toen n.1. de kloosterorde de beschikking had verkregen over de kapel „Maria ten Oevere" met het bijbehoorend kerkhof en zij door den steun van het Gemeentebestuur hiertoe in staat gesteld, daar ter plaatse hun nieuwe kerk stichtten. Mede tengevolge van het niet beschikken over voldoende geldmiddelen, kostte het den monniken heel wat hoofdbrekens zich de noodige fondsen te verschaffen om aan hun plannen uitvoering te kunnen geven. ,Het werk vorderde dan ook in een slechts zeer langzaam tempo hetgeen wel blijken moet uit feit dat de inwijding eerst in 1661, dus drie en veertig jaar na de eerste steenlegging kon plaats vinden. De kerk bleef als zoodanig in gebruik totdat de orde in 1796 door de Franschen werd verdreven en er een andere bestemming aan gegeven werd. Later werd ze zelfs door een zoldering in twee verdiepingen verdeeld en diende het onderste gedeelte voor schoollokaal. Aan het uitwendige der kerk werd gelukkig niet veel veranderd en sedert de restauratie in 1920 onder leiding der architecten MARRES en SANDHöVEL, kan zij zeker weder tot een der schoonste gebouwen van Maastricht gerekend worden. De voorgevel vooral, als merkwaardig type van 17e eeuwsche bouwkunst, verdient onze volle aandacht en het kan niet anders of de rijke versiering met pilasters en omlijstingen en bovenal het kunstige ornamentwerk met nissen, voluten en festoenen, moeten op ieder ernstig beschouwer wel een diepen indruk maken. Boven het groote rondboogvenster ziet men het blazoen van den graaf HUYN VAN AMSTENRADE, landcommandeur der Duitsche orde BALYE BlESEN die door zijn geldelijken steun er veel toe heeft bijgedragen om de monniken in staat te stellen hun breed opgevat plan te kunnen verwezenlijken.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 9