Het is eene vreugde om te bedenken, dat zoovelen voor al deze belangen oog en hart gekregen hebben. Men kan „wenschen, gelijk ik doe, dat er, nationaal en internationaal, meer samentrekking van het werk in één hand mocht zijn; zoodat vele kleine groepen dan één machtig lichaam zouden vormen wie bedenkt hoe moeilijk het reeds in zeer kleine aangelegenheden valt om de menschen onder het befaamde ééne hoedje te vangen, ziet van het voorshands onbereikbare af en verblijdt zich over het vele dat reeds is bereikt. Want soms lijkt mij dat een dubbel wonderdat wij nog bezitten wat wij hebben en dat nog zoovelen met ons gaan als wij in onze gelederen tellen. Hoeveel keert zich niet én tegen dat bezit én tegen die sympathie Tegen het eerste de zich wijd uitbreidende bevolking der aarde, die het bouwen van wijk op wijk aan onze steden noodig maakt en het omgelegen land verovert; die het onbetredene bezet en het ongerepte aanrandt; die altijd nieuwe bronnen zoekt voor levensonderhoud en daarbij de natuur niet sparen wil, vaak ook niet sparen kan. HetwegenvraagstukAl sneller, al practischer moet het onderling verkeer worden, geen tijd mag bij de algemeene jacht verloren gaan en alles wat daaraan hinderlijk in den weg staat valten verdwijnt, trots de krachtigste pogingen daartegen aangewend. Het is niet altijd de booze wil van eden enkeling, het is dikwijls de onafwendbare, genadelooze gang der dingen. Onze millioenen-steden, wat moeten zij uitrichten met den dagelijkschen last van haar afval? Men gaat er onze plassen mede dempen en onze heiden mede vruchtbaar maken. Vanwaar zal het zand komen voor bouwterrein en wegverbreeding? Men graaft onze duinen tot aan de uiterste grens van het zee gevaar af. En wanneer vossebont en walvischtraan en olifantstand hun marktprijs behouden, wie zal de hand der menschen keeren, zelfs al gelijken zij den man die de kip slachtte, die hem gouden eieren lei? Een wonder dan, dat wij nog hebben wat wij hebben om ons niet te begeven op het terrein der verwoestingen, niet door menschenhand bedreven. Het vuur vernietigt heerlijke bouwwerken door der vaderen genie geschapen, de orkaan ontwortelt de wouden, de vorst doodt het onbeschermde gevogelte. En het tweede wonder. Natuurlijk, eerst denk ik met U aan de gematigd onver schilligen, die niet in beweging komen voor een streven, waarvan het nut niet vlak voor de hand ligt; of ander geval, waarvan geen dadelijk voordeel te verwachten valt voor hunne staatkundige of kerkelijke groep; öf, derde geval, waarvoor zij zouden moeten opwaken uit hun sluimer van dagelijkschen gewoonte-arbeid. Doch ik denk ook aan anderen, wier ter-zijde-blijven wij althans even gaarne genezen zouden, die ons werk klein en onbeteekenend achten, vergeleken bij de nooden die zwaar op de volkeren drukken, de gevaren van oorlog die hen bedreigen, al die vraagstukken waarvan de oplossing boven menschenvermogen schijnt te gaan. Armoede en overdaads- verkwisting, ziekte en dood, leiding der-al te onafhankelijke jeugd, zonde en verwildering, oorlog en ondergang wat hebben wij te doen vragen zij ons met uw historische gevels, uw natuurresten, uw dieren, bij den arbeid aan die grootsche pogingen ter bestrijding van al dat onmeetbaar kwaad? Wij antwoorden vooreerst, dat de eeuwen door de schoonheid van natuur en kunst eene oneindige vertroosting geboden heeft juist aan de vermoeiden en verslagenen en dat zonder haar deze wereld immers' vele malen troosteloozer nog zou zijn. En dan, dat, gelijk de menschen die- h.et druk hebben vaak voor het meeste werk te vinden zijn, aldus ook zij, die vatbaar zijn voor.' medeleven, belangstelling, aandachtsuitbreiding gemeenlijk voor het eene en het andere belang hunhart kloppen en hun hand bereid voelen.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 4