SOI
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
SECRETARIAAT: SINGEL 119, AMSTERDAM. - - TELEFOON 46586
6de JAARGANG MEI 1929 No. 5
OPENINGSWOORD VAN DEN VOORZITTER TER ALGEMEENE
VERGADERING, GEHOUDEN 20 APRIL 1929 IN HET
STEDELIJK MUSEUM TE AMSTERDAM.
Uit naam van ons bestuur heet ik U allen van harte welkom. Moge ook deze
maal onze Jaarvergadering van nut en beteekenis zijn voor het doel dat ons
allen lief is. Van de lotgevallen en den arbeid van onzen Bond zal ik niet vertellen:
vaardiger pen dan de mijne heeft ze beschreven, zooals het Jaarverslag van den
Secretaris U zoo aanstonds leeren zal. Dat die arbeid noodig en goed is, ziedaar de
ernstige overtuiging die ons te zamen brengt. Soms schijnt dat doel zóó ver en die
taak zóó zwaar, dat gij gevoelt veler steun boven alles te behoeven.
Dus wil ik allereerst met U dankbaar hen allen gedenken, die op ons gebied
zooveel uitnemend werk doen, tot behoud onzer natuurmonumententot bewaring van
gebouwen van klassieke schoonheidtot redding van althans enkele dier breedgewiekte
molens, die het vaderlandsche landschap zoo lieflijk sieren: tot bescherming onzer fel
bedreigde fauna en flora; tot in-stand-houding of wederopwekking van gebruiken en
spelen, bij zaaiing en oogst, bij geboorte, huwelijk en dood, bij jaar- en jaargetij
overgang, die afwisseling brengen in dagen van eentonigheid en dragers zijn van
zinrijke gedachten. Aan allen dan, die aan dit groote werk van schoonheidsbehoud
hunne krachten hebben verpand, brengen wij een dankbaren groet. r
Kort geleden mocht ik te Brussel een blik slaan in de werkplaats der Internationale
Vereeniging tot bescherming der Natuur, en haar Secretaris, Professor DERSCHEID,
bracht mij aanstonds onder den indruk van de toewijding en geestdrift, ja maar niet
minder van de bezonnen kennis en het rustig overleg, waarmede men over den ganschen
aardbol zich inspant voor het behoud der natuur, met name ook voor die prachtige,
groote diersoorten, die, zij het uit verschillende oogmerken, door algeheele uitroeiing
worden bedreigd. Want voor die ongelukkige dieren maakt het geen noemenswaard
verschil of de kogel hen velt van den jager, die hun huid verkoopen of als tropee
bewaren, dan wel van den dusgenoemden natuuronderzoeker, die de nog ledige zalen
van een pas opgericht museum met diezelfde huid, opgezet, vullen zal.
rf
rmj
H