Hoe gaarne hadden we de namen van eenigen hunner gehoord, bouwmeesters, die de evenknieën konden zijn van bijv. JAN JOOSTZ BlLHAMER, de reeds genoemde De KEYSER, JACOB VAN CAMPEN, de VlNGBOONS'en, PlETER POST en anderen. Maar zelfs na een „ruim twintigjarige studie van Frieslands oude bouwkunst kan de heer VEENSTRA nog niet verder gaan dan te schrijven: „Ik meen te mogen beweren, dat hier in het laatst der zestiende eeuw en in het begin der zeventiende eeuw vele knappe bouwmeesters zijn geweest evenals tal van andere kunstenaars, waarvan er meerdere in staat zijn geweest dergelijke gebouwen als de hier bedoelden gevel te ontwerpen." Niet alleen wordt deze „bewering" niet door eenig bewijs gesteund maar zij wordt zelfs door de feiten tegengesproken. Had Friesland inderdaad zulke knappe architecten gehad, het markante van het Friesche karakter ware toch zeker op de een of andere wijze in hunne werken tot uitdrukking gekomen, zoowel als de Vlamingen en Hollanders hun stempel op wat zij bouwden drukten. Maar geenszins is dit het geval, wat Friesland aan oude bouwwerken heeft, het zou evengoed in Holland kunnen staan, het is feitelijk Hollandsch. Er is trouwens meer. Wie wijst ons in Friesland steden als Dordrecht, Oudewater, Haarlem, Medemblik, Enkhuizen, Hoorn, Alkmaar om van Amsterdam niet te spreken? Waar tallooze oude gevels verhalen van het hooge peil' der Bouwkunst in de zes- en zeventiende eeuw. Wij willen voor niemand onder doen in bewondering voor het schoone Friesland en respect voor zijn bewoners. Maar dit kan ons niet blind maken voor feiten, die meer dan welk opstel ook spreken en die onmiskenbaar uitwijzen, dat wat er van oud bouwkundig schoon in Friesland over is, het moge dan al niet door Hollanders ontworpen zijn, in ieder geval onder sterke Hollandsche invloeden tot stand kwam. Wat ten slotte de meening van den heer VEENSTRA over den onder" den gevel geplaatste pui betreft, dit is een kwestie deels van inzicht, deels van appreciatie. Van inzicht. Maar ik heb de moderne restaurateurs op mijn hand wanneer ik beweer, dat het buitengewoon verkeerd is om, wat de heer V. wil, een gevel zooveel mogelijk in zijn ouden toestand terug te brengen, wanneer die oude toestand niet met volkomen zekerheid bekend is. En dat was hier niet het geval, het waren alleen enkele gaten in den ouden puibalk die t. d. o. een zwakke aanwijzing gaven. Van appreciatie. Tegenover het misprijzend oordeel van den heer V. plaats ik dat van den architect, die de pui heeft ontworpen en dat van het Bestuur der Vereen. „Hendrick de Keyser" dat dit ontwerp goedkeurde. In welk Bestuur toch mannen van naam als Dr. KALF en de arch. KOK zitting hebben. Wat van Leeuwarden's schoonsten gevel wèg is, is voorgoed weg. Wat er óver is, is authentiek en van wat er is bijgemaakt kan een kind ook nog na jaren zien, dat het er thans aan is toegevoegd. Wat m. i. heel wat beter is, dan herstellen in een verondersteld ouden toestand waarvoor ik, men vergeve mij het wat dikke wooid, geen anderen naam dan falsificatie weet. 26.5.29. C. Visser. Na het artikel van den heer C. VISSER in het Decembernummer 1928 hebben wij het nuttig geacht ook de meening van den heer VEENSTRA op te nemen al ware het slechts als bijdrage in de kennis der oude Friesche bouwmeesters. Slechts op de laatste zinsneden willen wij nog als onze meening geven dat de Ver. H. d. K. een goed werk deed de Leeuwarder architect MEINTEMA een moderne goed verzorgde winkelpui onder den gevel te doen maken instede van de zeer leelijke pui Style Guillaume III welke bij den aankoop aanwezig was en niet een pui in oude vormen, want dat zou leiden tot de fabricage van valsche antiquiteiten en dat doet de Ver. H. d. K. niet; öf- echt oud of goed modern. In de strijdvraag Friesch of Hollandsch mengen we ons liever niet doch constateeren dat de beide schrijvers Friezen zijn en wij als Hollander in Friesland wel eens oude bouwkunst gezien hebben die specifiek Friesch is, denk als een greep uit 't vele aan de kerktorens met zadeldaken in gansch Holland is er geen te vinden. A. K.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 12