aanleiding worden om nog te inventariseeren, wat op de eilanden en langs de kusten
aan volkskunstproducten bewaard bleef, opdat wij althans voor latere studies eenig
bewijsmateriaal -zullen bezitten. Maar deze airbeid, die ik ook door mijn Zuiderzeefilm
propageeren zal, dient zeer snel verricht te worden en moet feitelijk zijn beslag reeds
gekregen hebben „voor de dijk er ligt", daar bijv. voor de Marker eilandbevolking
het isolement opgeheven zal zijn en de afhankelijkheid van de zee voorbij is, zoodra
de vloeden niet meer de lage dijkjes zullen overstroomen, wat onmiddellijk met den
aanleg van electriciteit, waterleiding en rioleering een totalen omkeer te weeg zal
brengen in de behuizing, de huisinrichting en;de kleeding.
Met het verdwijnen van de Marker kleederdracht het mannencostuum is reeds
sterk op den afgang, terwijl de echte bruidscostuums maar zelden meer bij een trouwpartij
worden gezien zullen ook de kleurig beschilderde spanendoozen en de stevige „babbe-
kistjes" langzaam maar zeker geen deel meer van den nieuwen Marker inboedel uitmaken.
Deze spanen doozen hebben meestal een rood-bruin geschilderd fond, waarop
fantastische tulpen en andere bloemen, benevens vrome spreuken als: „God behoede
U" voorkomen. Het feit, dat men vele Duitsche spreuken op deze Marker spanen
doozen aantreft, duidt er op, dat we hier të doen hebben met oorspronkelijk Neurn-
berger en Berchtesgadener Brautschachtel, die in de 18e eeuw zich van Beieren uit
over heel Europa hebben verbreid. Ook hier dus weer een buitenlandsch „import".
Maar ook hier een lokaal element, dat de gave van buitenaf wel is waar adopteerde,
doch ten slotte maakte tot een nieuw ,,Ding. an Sich". Het is heden ten dage nog de
doofstomme JAN MOENIS van de Wittewerf,- die er de verbleekte spanendozen in zoo
menig Marker gezin over geschilderd heeft (afb. 30)- en van wie de Markers thans hun
„kappedoozen" en „babbekistjes" koopen, omdat ze beschilderd zijn met voorstellingen,
die meer tot hen spreken, daar JAN MOENIS er eilandelijke motieven in verwerkt. Zoo
trof ik den stillen bescheiden man bezig aan chet beschilderen van een kappedoos-deksel,
waarop een ouderwetsche bruiloftstoet met „de witte kok" in beeld werd gebracht, een
tafereel, dat voor de bestudeering der Marker volksdracht van niet geringe beteekenis
moet worden geacht. Immers al was het alleen maar om de scherpe critiek, die
steeds uitgeoefend wordt op het „bas"-loopen in bruiloftstoeten en bij de Pinkster
promenade (afb, 31), geen voedsel te geven, dan zou JAN MOENIS zich wel wachten fantasie-
AFB.' 30. JAN MOENIS, DE SCHILDER VAN
DE SPANEN „KAPPEDOOZEN" EN
„BABBEKISTJES"
AFB. 31. EEN DEKSEL MET EEN OUD
MARKER BRUILOFTSTOET, GESCHILDERD
DOOR JAN MOENIS