door de eilandbewoners beschouwd als „speciaal Markensch" en aanvaard als een uit
oer-oude tijden stammend echt eilandelijk volkskunst-bezit. Het zal hun en mogelijk
ook velen mijner lezers ongelooflijk in de ooren klinken, dat al deze motieven
teruggevonden worden in de weverijen der meeste volkeren van Europa, dat we het
motief der gepaarde vogels bij een bloemenvaas of bloeienden boom aantreffen zoowel
in zeer oude Scandinavische als in Balkanweefsels.
Nog verbluffender is het te constateeren, dat deze Marker borduurfiguren volkomen
identiek zijn aan soortgelijke figuren op sweefsels van de Huitchol Indianen van Nieuw-
Mexico. Het is LUMHOLTZ geweest, die op deze ornamenten-verbreiding'zeer- uitvoerig
de aandacht heeft gevestigd en het vermoeden heeft geopperd, dat de Spanjaarden
deze borduurpatronen gebracht hebben tot de Nieuw-Mexicaansche Huitchol Indianen.
En waar Spaansche invloeden in de Markerdracht met meer dan groote waarschijnlijkheid
te herkennen zijn, zoo is de veronderstelling op grond van vergelijkend folkoristisch
onderzoek te opperen of een verdere4 bestudeering der „echt oud Marker borduur
patronen" de bakermat van deze niet zal verleggen van het groene eiland in de
Zuiderzee naar de vlakten van het zonnige Andalusië. Maar hoe zijn dan die motieven
daar gekomen, of zijn ze daar opgebloeid uit de volksfantasie? De vergelijkende
volkskunst-studie stelt hier nieuwe problemen, die onze gedachten brengen in den
brons-tijd waarin reeds het dier-ornament in geometrische uitbeelding optreedt. Ook
het plantenmotief reikt ver in praehistorische tijden terug. De combinatie van gepaarde
vogels met een bloemenvaas of een boomfiguur is over heel Europa en ver daarbuiten
verbreid en deze „groep van drie" met als pièce de milieu de levensboom in allerlei
gedaanten is een der treffendste kenmerken der onpersoonlijke boeren- en visscherskunst.
Het zijn vooral Prof. Dr. KARL SPIESZ en U. HOLMBERG geweest, die op de
beteekenis van het „Levensboom-motief" in weverijen de volle aandacht hebben
gevestigd en „aus allen Herren Landern" interessante voorbeelden konden geven,
behalve natuurlijk uit Nederland, waar de studie der volkskunst en .der volkskunde
tot voor weinige jaren nog alleen beoefend werd door enkele kamergeleerden en enkele
dilettanten, welke in hun vrijen tijd „wel eens wat aan folklore deden". Dat wij ook
hier een rijk materiaal bezitten of moet ik helaas reeds spreken van bezaten?
wordt zelfs thans nog te weinig beseft. Moge de drooglegging der Zuiderzee de directe
AFB. 28. PRACHTIG ZIJN ER DE HOOFD
LINTEN MET DE GEOMETRISCHE
BORDUURSELS
AFB. 29. TWEE PRONKKUSSENS MET
GEPAARDE VOGEL- EN LEVENSBOOM
MOTIEVEN